Bijlagen

Toelichting weerstandsvermogen en risicobeheersing

Toelichting weerstandsvermogen en risicobeheersing

Risicobeschrijvingen - Top 10

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

1

R100

18,9%

BUIG - Negatief saldo inkomsten-uitgaven bijstand

€ 0

€ 2.200.000

40%

In 2015 tot en met 2019 was het budget voor de BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) ontoereikend en is voor de jaren tot 2019 gebruik gemaakt van de landelijke vangnetregeling (2015-2018). Voor 2019 en 2020 is geen vangnetregeling aangevraagd. De landelijke vangnetregeling betreft een getrapte vergoeding, waarbij tekorten deels worden gecompenseerd door het Rijk. Door de landelijke vangnetregeling wordt het tekort voor Hilversum afhankelijk van de hoogte van het landelijke BUIG-budget (macrobudget). Voor Hilversum geldt dat het tekort BUIG door de vangnetregeling niet hoger zal zijn dan rond de € 3 miljoen.

In de meerjarenraming gaan we uit van een tekort in 2022 van € 0.8 miljoen dat terugloopt naar € 0,7 miljoen in 2024. Hieruit blijkt dat de gemeente Hilversum op begrotingsbasis ook voor de jaren 2021 en verder niet in aanmerking zal komen voor de vangnetregeling.

In de begroting 2022 is het maximale risico ten aanzien van de BUIG € 2,2 miljoen (verschil tussen het begrote tekort en het gemaximaliseerde tekort). Om dit risico te beheersen wordt ingezet op het stimuleren van de uitstroom en het zoveel als mogelijk beperken van de instroom. We doen dit o.a. op basis van het nieuwe beleidsplan Focus op Werk en de regionale arbeidsmarktanalyses van het UWV. Op basis van de resultaten 2019 en begin 2020 waren we hierin succesvol, echter de instroom is als gevolg van de coronacrisis aanzienlijk gestegen. Daarnaast bestaat het risico dat het macrobudget in de toekomst voor ons nadelig wordt aangepast. Vooralsnog is het onduidelijk hoe het macrobudget zich voor de gemeente Hilversum meerjarig zal ontwikkelen.

Door de stijgende lasten en onzekere inkomsten bestaat het risico dat de begroting onvoldoende middelen biedt voor de uitvoering van de BUIG. Wij schatten in dat dit risico de komende jaren aanwezig blijft en de kans van voordoen op 40%.

2

R257

12%

Minder inkomsten lokale belastingen - uitstel betaaltermijnen en faillissementen

€ 200.000

€ 600.000

70%

Vanaf de start van de coronacrisis is voorzien dat het economische schade bij burgers en bedrijven kan ontstaan door wegvallen inkomsten. Er wordt onder andere voorzien dat bedrijven in financieel zwaar weer terecht zullen komen met onder andere faillissementen en betalingsachterstanden bij burgers en bedrijven van de gemeentelijke belastingen tot gevolg. Vanwege de steunpakketten vanuit het Rijk is dit risico in 2020 niet merkbaar opgetreden. Zolang er steunpakketten zijn vanuit het Rijk, zullen bedrijven het inkomstenverlies langer kunnen rekken. Voor 2021 is de verwachting dat de minder inkomsten als gevolg van de coronacrisis nog minimaal zijn vanwege de corona steunmaatregelen en deze binnen de bestaande begrote voorziening (jaarlijkse dotatie aan de voorziening betreft € 583.000) zullen passen. De verwachting dat deze klap gaat komen, blijft desondanks wel staan maar wordt vooruitgeschoven naar gelang de steunpakketten blijven bestaan en niet worden versoberd. Het financiële gevolg zal zich niet op één enkel moment voordoen, maar de verwachting juist is dat het gespreid over de komende jaren op zal treden. Omdat niet te voorspellen is welk nadeel in welk jaar zou vallen, is het ook niet mogelijk de bestaande voorziening hierop aan te passen. Het geschatte risicogevolg is het totale gevolg waar dit risico naar verwachting op uit zou komen, over de jaren heen bij elkaar genomen. De ontwikkeling wordt nauw gevolgd en het risico wordt in elke paragraaf weerstandsvermogen kritisch geactualiseerd.

Dit risico, welke tot en met FIA IV was opgenomen als Covid-19 risico (R51), is vanaf FIA V omgezet naar een regulier risico omdat het financiële effect pas in de jaren na 2021 wordt verwacht. Het wordt zodoende opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing vanaf de begroting 2022. De verwachting is dat het naijlende effect van de coronacrisis in 2020-2021 pas de komende jaren op de inkomsten van de gemeentelijke belastingen zal optreden. De gemeente monitort de ontwikkelingen wat betreft betalingsachterstanden van gemeentelijke belastingen zodat snel gesignaleerd kan worden wanneer het risico op begint te treden. Er zijn geen aanwijzingen dat de verwachte schadekosten hoger of lager uit zouden vallen dan in voorheen in R51 gekwantificeerd en die kwantificering is zodoende hier aangehouden.

3

R99

8,6%

Meer gebruik van voorzieningen WMO

€ 250.000

€ 750.000

40%

De gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. De rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begroting. De belangrijkste onzekerheden hebben betrekking op de te verwachten normale instroom en/of uitstroom. Bij verder gelijke omstandigheden wordt op termijn een groeiend beroep op de individuele voorzieningen verwacht, omdat op basis van demografische ontwikkeling steeds meer ouderen te verwachten zijn en omdat ouderen steeds langer zelfstandig thuis zullen blijven wonen. Vooruitkijkend zien wij voor de komende jaren de volgende risico’s:

  • Prijsontwikkelingen. Diverse contracten met zorgaanbieders houden de mogelijkheid van (jaarlijkse) prijsindexering open. Deze contractuele indexaties zijn vaak afhankelijk van landelijk bepaalde indices en kunnen afwijken van de in de begroting gehanteerde prijsindexering.
  • Stijging van de vraag door bijvoorbeeld de groei van het aantal inwoners of andere demografische ontwikkelingen. Ook voor de komende jaren wordt verwacht dat het aantal inwoners zal stijgen.
  • Met de invoering van een gemaximaliseerde eigen bijdrage – onafhankelijk van het zorggebruik, inkomen en vermogen – via het zogeheten "abonnementstarief" heeft het Rijk het doel gehad stapeling van eigen bijdragen bij een huishouden te voorkomen. Als gevolg van deze (voor veel mensen) verlaging van de eigen bijdrage hebben zich vanaf 2019 meer mensen bij het Sociaal Plein gemeld, waardoor de afhandelings- en zorgkosten zijn gestegen. Vooralsnog is het onduidelijk of de (zorg)kosten als gevolg van het abonnementstarief ook in de komende jaren verder zullen stijgen.
  • Het uitvoeringsplan ‘ontmoeten en ondersteuning in de wijken’ en ook de “Agenda WMO-welzijn in de wijk 2019-2021” veronderstellen o.a. dat de vraag naar individuele (duurdere) zorg via het Sociaal Plein zal dalen doordat meer burgers gebruik zullen gaan maken van de uit te breiden algemene voorzieningen (basisvoorziening begeleiding). De kans bestaat dat deze verschuiving zich later of anders voordoet dan nu verondersteld.

Bovenstaande risico’s zijn niet te splitsen in afzonderlijke componenten omdat het niet mogelijk is de gevolgen die zich gezamenlijk (kunnen) voordoen afzonderlijk te herkennen of inzichtelijk te maken. Het kans percentage van de kwantificering van dit risico is ten opzichte van het vorige risicoprofiel (ten tijde van jaarstukken 2020) naar beneden bijgesteld.

4

R184

8,6%

Het niet halen van taakstellende bezuinigingen Welzijn en Zorg

€ 0

€ 2.000.000

20%

In de meerjarenraming 2022 is een structurele taakstelling opgenomen die oploopt tot € 2 miljoen:

  • Jeugd: € 0,8 miljoen
  • WMO: € 1,2 miljoen

Van deze taakstelling is € 750.000 reeds uitgewerkt en resteert een onuitgewerkte taakstelling van € 1.250.000. Voorzichtigheidshalve wordt het totaal van de taakstellingen als maximumbedrag van dit risico aangehouden (€ 2 miljoen). Vooralsnog wordt de kans van optreden ingeschat op 20%. Afhankelijk van de invulling van de in te vullen taakstelling zou het kans percentage in een volgend risicoprofiel kunnen worden bijgesteld.

5

R103

7,6%

Tegenvallende uitkering gemeentefonds (AU)

€ 0

€ 1.400.000

25%

De hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is afhankelijk van de Rijksuitgaven. Dit gaat op basis van het principe “samen de trap op en af”, het 'accres' genaamd. Meer Rijksuitgaven betekent meer geld voor het gemeentefonds, minder Rijksuitgaven betekent minder geld voor het gemeentefonds.

Daarnaast zijn er nog algemene mutaties op basis van de wijzigingen van de Hilversumse aantallen van de verdeelmaatstaven, die de basis vormen van de verdeling van het gemeentefonds (aantallen inwoners, woonruimten, bijstandsontvangers, leerlingaantallen etc.). Ook deze kunnen ertoe leiden dat Hilversum meer of minder geld uit het gemeentefonds ontvangt. Bijvoorbeeld: het inwonertal van Hilversum groeit.
Dit heeft een gunstige uitwerking op de algemene uitkering uit het gemeentefonds.

De Algemene uitkering bestaat voor een bedrag van ongeveer € 30 miljoen uit Integratie- en Decentralisatie uitkeringen. Het overige bedrag van € 140 miljoen is te beschouwen als het klassieke deel van de algemene uitkering. Een afwijking van 1% is € 1,4 miljoen.

Op dit moment zijn er veel onzekerheden rondom de ontwikkeling van de algemene uitkering:

  • Herijking verdeling gemeentefonds:

In de decembercirculaire 2020 is aangekondigd dat de herijking van de verdeling van het gemeentefonds nog een jaar wordt verschoven, naar 01-01-2023. De mogelijke gevolgen van de herijking op onze inkomsten vanuit de Algemene Uitkering is nog niet in te schatten en zodoende niet meegenomen in de kwantificering van dit risico. Het zou zowel tot meer als tot minder inkomsten kunnen leiden.

  • Voor 2022 zijn er extra middelen toegezegd voor de jeugd. Of dit ook voor 2023 en verder het geval zal zijn is ter besluitvorming van het nieuwe kabinet.

6

R206

7,1%

Minder dan begrote ontwikkelingen Grex (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 2.500.000

20%

Losse risico’s die betrekking hebben op de ontwikkeling van (potentiële en bestaande) Grex-en zijn in dit geconsolideerde risico opgenomen. Vanaf de begroting 2022 is ook het risico inzake GEM Crailo (R254) in dit geconsolideerde risico opgenomen.

Dit overkoepelende Grex risico is ten tijde van het opstellen van het risicoprofiel bij de begroting 2022 qua kwantificering gelijk aan onderliggend risico R190 inzake de Grex Anna's Hoeve. De twee andere onderliggende risico's (R104 niet tijdig openen van een Grex stationsgebied en R254 GEM Crailo) zijn aanzienlijk kleiner qua kans percentage, al zijn ze wel hoger qua maximumbedrag. Omdat de kans van optreden van die risico's echter klein wordt ingeschat, wordt de kwantificering van dit overkoepelende risico vooralsnog gebaseerd op die van R190 Grex Anna's Hoeve. Qua kwantificering is dit risico ongewijzigd ten opzichte van het vorige risicoprofiel (bij de jaarstukken 2020).

7

R98

6,5%

Meer gebruik van voorziening Jeugdzorg

€ 0

€ 750.000

40%

De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Jeugdwet. Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. Rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begrotingsramingen. Vooruitkijkend zien wij voor de komende jaren de volgende risico’s:

  • Prijsontwikkelingen. Diverse contracten met zorgaanbieders houden de mogelijkheid van (jaarlijkse) prijsindexering open. Deze contractuele indexaties zijn vaak afhankelijk van landelijk bepaalde indices en kunnen afwijken van de in de begroting gehanteerde prijsindexering.
  • Stijging van de vraag door bijvoorbeeld de groei van het aantal inwoners of andere demografische ontwikkelingen. Ook voor de komende jaren wordt verwacht dat het aantal inwoners zal stijgen.
  • De toegang tot de jeugdzorg loopt niet alleen via het Sociaal Plein, maar ook via gemachtigde verwijzers zoals huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en gecertificeerde instellingen, waardoor er minder grip is op de kosten van deze zorg.
  • De afgelopen periode is er veel te doen rondom de uitvoering van de jeugd wet. Wachtlijsten GGZ, regionale aanpak etc. Afhankelijk van de maatregelen die het rijk gaat voorschrijven kan dit gevolgen hebben voor de hoogte van de lasten.
  • De grondslag van het woonplaatsbeginsel is aangepast. Dit zorgt ervoor dat het aantal jeugdigen waar Hilversum verantwoordelijk voor is per saldo met 25 stijgt. Het is nog niet bekend of dit ook hogere lasten met zich meebrengt. Dit is afhankelijk van de kosten per jeugdige.  

In de nota “Visie & Agenda Jeugdhulp 2019-2021” hebben wij aangegeven het belangrijk te vinden te investeren in jeugdhulp en dan vooral in de preventieve en voorliggende voorzieningen sfeer. Hierdoor beperken we hopelijk een verdere stijging van de uitgaven.

Bovenstaande risico’s zijn niet te splitsen in afzonderlijke componenten omdat het niet mogelijk is de gevolgen die zich gezamenlijk (kunnen) voordoen afzonderlijk te herkennen of inzichtelijk te maken. Het kans percentage van de kwantificering van dit risico is ten opzichte van het vorige risicoprofiel (ten tijde van jaarstukken 2020) naar beneden bijgesteld.

8

R106

5,4%

Extra heffingen VPB over reclame-inkomsten (Vennootschapsbelasting)

€ 250.000

€ 250.000

50%

Vanaf 1 januari 2016 moeten publiekrechtelijke ondernemingen (waaronder gemeenten) vennootschapsbelasting (VPB) betalen voor de fiscale winst die zij met hun ondernemingsactiviteiten maken.

Met de belastingdienst heeft een overleg plaatsgevonden over de methode waarop de fiscale openingsbalans per 1 januari 2016 is vastgesteld. Het doel van dit overleg is geweest om (open en transparant) de fiscale uitgangspunten van de waardering van de fiscale openingsbalans per 01-01-2016 met de belastingdienst af te stemmen. De afspraken zijn opgenomen in een vaststellingsovereenkomst waardoor geen verschil van fiscaal inzicht kan ontstaan. Daardoor wordt een wijziging van de belastingpositie (en de te betalen VPB) uitgesloten.

Reclame-inkomsten
Er blijft echter een risico dat de gemeente door een andere interpretatie van de wetgeving (m.u.v. wat in de vaststellingsovereenkomst is geregeld) door de belastingdienst geconfronteerd kan worden met extra VPB-heffingen. Dit geldt met name voor de (privaatrechtelijke) reclame-inkomsten omdat de belastingdienst over dit onderwerp een procedure is gestart. Deze procedure draait om de basisvraag of de openbare ruimte (van waaruit deze betreffende reclame-inkomsten worden gegenereerd) op zichzelf als ondernemingsactiviteit kan worden geclassificeerd. Omdat deze vraag eerder niet aan de orde is geweest - pas sinds 01-01-2016 is er sprake van het moeten afdragen van VPB door gemeenten - zal er een precedentwerking uitgaan van de uitspraak in deze procedure, met gevolgen voor alle Nederlandse gemeenten. De verwachting is zodoende dat het pas op het hoogste juridische niveau, de Hoge Raad, uiteindelijk beslecht zal worden, de definitieve uitspraak in deze zaak wordt verwacht medio 2022.

Mocht het zo zijn dat de belastingdienst in het gelijk wordt gesteld, dan wordt er naar verwachting 4 jaar VPB over de reclame-inkomsten teruggevorderd.

  • Vanaf 2016 zijn de reclame-inkomsten stabiel geweest. Jaarlijks is de fiscale winst geraamd op € 250.000.
  • Maal 25% VPB = € 62.500 het bedrag dat per jaar aan VPB betaald zou moeten worden, over 4 jaar is dit € 250.000
  • Als het inderdaad tot een terugvordering over 4 jaar zou komen, zou er in totaal € 250,000 aan VPB moeten worden betaald.
  • Vanaf 2020 wordt de fiscale winst van buitenreclame activiteiten in de aangifte VPB opgenomen, daardoor beperkt dit risico zich tot de jaren voor 2020. De fiscus heeft een formeel (op schrift gesteld) standpunt ingenomen dat de buitenreclame een ondernemersactiviteit is. Vanaf dat moment geldt de Algemene Wet Rijksbelastingen (AWR) dat je juist, volledig en zonder voorbehoud de aangifte VPB moet indienen, daarom is vanaf 2020 de fiscale winst op buitenreclame activiteiten in de aangifte VPB opgenomen. Op het moment dat de gemeenten in het lopende bezwaarschrift in het gelijk worden gesteld, wordt de afgedragen VPB op de buitenreclame inclusief rente door de Belastingdienst aan ons terugbetaald.

In dit stadium zijn er nog geen aanwijzingen dat de uitspraak uiteindelijk in het voor- of nadeel van de gemeente zal uitpakken. Zodoende wordt de kans op het moeten betalen van 4 jaar achterstallige VPB - afhankelijk en in afwachting van de definitieve juridische uitspraak - op 50% ingeschat.

9

R205

5%

Verbonden partijen (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 500.000

70%

De gemeente Hilversum heeft verschillende betrekkingen met een diversiteit aan Verbonden Partijen. Als externe partij is het voor de gemeente erg moeilijk om invloed uit te oefenen op risico's van Verbonden Partijen. Er is bijvoorbeeld vaak sprake van een risico inzake het al dan niet toereikend zijn van de begroting van een Verbonden Partij met mogelijk meerkosten in de bijdrage van de gemeente tot gevolg. Door de risico's echter scherp te houden, blijven we op de hoogte van actuele ontwikkelingen en kunnen we tijdig en concreet het gesprek aangaan met de betreffende partij.
Alhoewel de kans van optreden van de meeste van deze risico’s in het huidige risicoprofiel klein wordt ingeschat (10-30%), is er met in totaal tien gekwantificeerde risico’s wel degelijk een kans dat in deze categorie een risico zal optreden. Zodoende komt de kans van het geconsolideerde risico van Verbonden Partijen relatief hoog uit (70%). Ten opzichte van het vorige risicoprofiel (jaarstukken 2020) is de kwantificering van dit geconsolideerde risico iets verhoogd op basis van gestegen BNG (R174) en Regio Gooi en Vechtstreek risico's (R178). Ook het risico inzake de ROM Regio Utrecht (R229) is vanaf de begroting 2022 opgenomen in dit geconsolideerde Verbonden partijen risico, maar heeft vanwege diens geschatte kans van optreden van 1% zeer beperkte invloed op de overkoepelende kwantificering.

10

R259

4,8%

Niet voldoen aan activeringscriteria van SaaS-oplossingen (Software as a Service)

€ 0

€ 450.000

50%

Ten onrechte zijn in de jaarrekening 2020 onder de materiële vaste activa SaaS-oplossingen (Software-as-a-Service) geactiveerd, terwijl deze niet voldoen aan de activeringscriteria. Bij een SaaS-oplossing worden namelijk diensten afgenomen in plaats van zaken in-eigendom-genomen en conform de BBV notitie materiële vaste activa mogen deze niet geactiveerd worden. De raad zal hierover middels een Raadsinformatiebrief worden geïnformeerd in het najaar van 2021. Daarin worden naast de te corrigeren lasten over 2020 ook die voor 2021 meegenomen.

Dit betreft een technische verantwoording van de lasten binnen IP (investeringen) of exploitatie waarin een verschuiving van de lasten in de jaren plaatsvindt. De lasten van een SaaS-oplossing moeten, in tegenstelling tot een investering, in één keer ten laste van de exploitatie worden gebracht. Dat levert een nadeel op in de exploitatie in de eerste jaren, maar op termijn vallen daarentegen kapitaallasten vrij wat zorgt voor een voordeel. Over het geheel genomen is het meerjarig kostenneutraal, en daarmee eigenlijk risiconeutraal. Het nadeel in de eerste jaren doet echter wel een beroep op het gemeentebrede weerstandsvermogen. Het nadeel moet namelijk gedekt worden voordat de voordelen optreden. Om de weerstandsvermogen toets goed te kunnen doen, is dit zodoende als risico opgenomen in de begroting 2022.

Tegenover deze financiële exploitatie nadelen in 2022 staan ook voordelen die bij het opstellen van dit risicoprofiel nog niet volledig in beeld zijn. Deze voordelen zijn daarom nog niet meerjarig in de begroting verwerkt. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan minder kapitaallasten en andere lasten die samen zouden gaan met het in eigendom hebben van softwareapplicaties en de bijbehorende hardware installaties.

Vooral voor toekomstige aanbestedingen is nu nog onzeker welke SaaS-oplossingen worden en welke niet, aangezien de aanbesteding nog moet plaatsvinden. In de begroting 2022 zijn een aantal investeringen voor aanbestedingen van nieuwe softwarepakketten opgenomen. Als deze inderdaad SaaS-oplossingen zouden worden dan zijn dat geen investeringen maar directe exploitatielasten. De totale meerjarige effecten van de na- en voordelen worden onderzocht en nader uitgewerkt.

Risicobeschrijvingen - Overige

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

R243

3,9%

Het niet halen van taakstellende bezuinigingen Onderwijs, Werk en participatie

€ 0

€ 900.000

20%

In de meerjarenraming 2022 is een structurele taakstelling opgenomen die oploopt tot € 0,9 miljoen:

  • Minima: € 0,1 miljoen
  • Onderwijs: € 0,3 miljoen
  • Bewindsvoering: € 0,5 miljoen

Van deze taakstelling zijn minima en onderwijs reeds uitgewerkt. Naast deze taakstellingen wordt in de huidige meerjarenraming een afname van de lasten bewindsvoering verondersteld als gevolg van het verbeterde beleid schuldhulpverlening. Uit nieuwe inzichten blijken deze uitgaven echter minder variabel. De taakstelling loopt op naar € 0,5 miljoen in 2024.
Voorzichtigheidshalve wordt het totaal van de taakstellingen als maximumbedrag van dit risico aangehouden (€ 0,9 miljoen). Vooralsnog wordt de kans van optreden ingeschat op 20%. Afhankelijk van de mate van realisatie zou het kans percentage in een volgend risicoprofiel kunnen worden bijgesteld.

R202

2,3%

Financiën: borgstellingen, garanties, rechtstreekse geldleningen en deelnemingen (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 5.500.000

3%

In dit geconsolideerde risico zijn de risico’s samengevoegd die in het teken staan van borgstellingen, garanties en rechtstreekse geldleningen. Zaken ten behoeve van GEM Crailo zijn apart samengebracht in R254 en vallen daarom niet onder dit risico.

De kans inschattingen van de hier opgenomen risico’s zijn allemaal erg laag, maar hebben elk grote financiële gevolgen op het moment dat ze zouden optreden (variërend tussen € 1.000.000 à € 5.500.000). De kans dat één van deze onderliggende risico's zou optreden is bijzonder klein. De kans dat er méér dan één van deze onderliggende risico's gelijktijdig zouden optreden, is nog veel kleiner. De kans van optreden voor dit geconsolideerde risico's is zodoende ingeschat op 3% met een maximale bandbreedte gelijk aan het hoogste individuele risicogevolg van de opgenomen risico's (€ 5.500.000). De kwantificering is ten tijde van het opstellen van het risicoprofiel in de begroting 2022 ongewijzigd. De wijzigingen van de onderliggende risico's heffen elkaar dusdanig op dat de inschatting van dit overkoepelende risico gelijk is gebleven.

R258

2,2%

Lokale belastingen - meer bezwaarschriften OZB a.g.v. wettelijke omzetting m3 naar m2

€ 80.000

€ 120.000

50%

Door wetswijziging in de gemeentelijke belastingen per 1 februari 2022 dienen alle objecten (woningen, bedrijven etc) omgezet te zijn van m3 indicatie naar m2. Dit zal er toe leiden dat meer burgers maar vooral meer No Cure No Pay bedrijven worden verleid om bezwaren in te dienen. De verwachting is een toename in het aantal bezwaarschriften van ongeveer 20-25% en de kans dat die toename er komt wordt geschat op zo'n dan 50%. Alle Nederlandse gemeenten behalve de grote 4 gemeenten moeten over op waarderen in vierkante meters in 2022. In 2021 zijn ongeveer 2000 bezwaren ontvangen en we verwachten er voor 2022 circa 400 tot 500 extra. Het behandelen van een bezwaarschrift kost circa 3 uur werk maal een tarief van €60, resulteert in een minimumbedrag van € 72.000 tot circa € 90.000. Daarnaast waren de bijkomende kosten van het bezwaarschrift totaal circa € 107.000, hetgeen op basis van een toename van 20-25% resulteert in een range van € 21.000 tot circa € 27.000. Dit is een landelijke trend die zichzelf al aankondigt.

R252

<2%

Heffen en innen -Niet tijdig klaar zijn met het omzetten van objecten van m3 naar m2, hetgeen een verplichting is vanaf 2022

€ 0

€ 100.000

90%

Door wetswijziging in de gemeentelijke belastingen per 1 februari 2022 dienen alle objecten (woningen, bedrijven etc) omgezet te zijn van m3 indicatie naar m2. De grondslag voor gemeentelijke belastingen veranderd dan. In Hilversum betreft dit circa 40.000 objecten. Dit is een vereiste voor het heffen van de lokale belastingen voor het jaar 2022. De externe Waarderingskamer ziet hierop toe. Als de m2 grondslag op een adres niet beschikbaar zijn, kan de waarderingskamer besluiten dat er geen lokale belastingen kunnen worden geheven. Hiervoor is 1,5 jaar geleden een project opgestart waarbij studenten luchtfoto's maken en het aantal m2 berekenen. Inmiddels resteert er nog een half jaar tijd en moeten nog 19.000 objecten, waarvan 12.000 objecten van voor 1950 worden omgezet naar m2. Bij het gastheerschap Wijdemeren speelt dit probleem ook, daar moeten nog 4600 objecten worden omgezet naar m2. Deze kosten voor Wijdemeren worden met hen verrekend.
Het risicobedrag is vastgesteld op de extra inzet van data entry - studenten voor het omzetten van grondslag m3 naar m2. De meerkosten hiervoor worden op € 100.000 geschat.

R197

1,5%

Omgevingswet - extra inspanning met minder effectiviteit

€ 80.000

€ 200.000

25%

Met de Omgevingswet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigen en samenvoegen. De nieuwe Omgevingswet brengt de volgende risico's met zich mee:

  1. De invoering van de Omgevingswet wordt mogelijk nog een keer uitgesteld, dus tot na 01-07-2022. Het kan mogelijk nog een keer worden uitgesteld.
  2. Tijdige aansluiting op digitale stelsel. Dit risico is inmiddels klein. Voor de koppelingen DSO zijn contracten met softwareleveranciers aangegaan.
  3. Onduidelijkheid verplichte overdracht taken omgevingsdienst Flevoland en Gooi en Vechtstreek zoals bijv. milieu toezicht. Dit zou ertoe kunnen leiden dat medewerkers naar een andere organisatie gaan of andere werkzaamheden krijgen. Risico wordt klein ingeschat.
  4. Extra inhuur medewerkers dan wel medewerkers met andere vaardigheden. Dit is een reëel risico. In de kwantificering is bij het maximumbedrag uitgegaan van 2 medewerkers à € 200.000 totaal.
  5. Extra kosten i.v.m. opstellen omgevingsvisie Hilversum 2040.
  6. Afhankelijk van de besluitvorming omtrent eventueel vergunningvrij bouwen, kan er sprake zijn van een lagere legesopbrengst. Het bedrag is nu nog niet te kwantificeren en zodoende niet in de kwantificering van dit risico opgenomen.

R250

<1,5%

Niet spoedeisende bodemsaneringen via de OFGV

€ 24.000

€ 81.000

50%

Met de invoering van de Omgevingswet wordt de gemeente bevoegd gezag bij niet spoedeisende bodemsaneringen. Op dit moment is de provincie Noord-Holland nog bevoegd gezag. De saneringen worden alleen uitgevoerd indien er ontwikkelingen zijn die dit nodig maken, zoals nieuwbouw, het leggen van kabels en leidingen etc. De OFGV voert deze taken nu uit namens de provincie en zal deze namens de gemeente blijven uitvoeren. Een deel van het beleid en de afstemming hierover zal ook in de overdracht zitten. Dit kan zowel door de OFGV als door de gemeente uitgevoerd worden.

Dit betekent dat er op dit moment nog veel onduidelijkheid is over mogelijke wijzigingen in het takenpakket van de OFGV en het takenpakket van de gemeente. Dat betekent automatisch ook onduidelijkheid over het financiële plaatje zoals dat het nog niet duidelijk is of hier compensatie van het Rijk tegenover komt te staan. Dit moet, indien aan de orde, allemaal nog uitgewerkt worden. Aangezien er in het kader van de inwerkingtreding van de Omgevingswet dus nog een discussie zal moeten plaatsvinden over welke taken door de OFGV worden uitgevoerd en welke door de gemeente is het niet het juiste moment om, vooruitlopend hierop, nu taken extra aan de OFGV over te dragen. De OFGV heeft een berekening gemaakt en heeft daarbij 3 scenario's opgenomen namelijk op basis van het aantal bodemlocaties impact €162.000 of op basis van stemverdeling impact € 48.000, of een combinatie van 50% aantal bodemlocaties, 50% stempercentage € 105.000. In de uitwerking van deze 3 scenario's is uitgegaan van inwerkingtreding van de omgevingswet per 1/1/2022. Omdat de omgevingswet een half jaar is uitgesteld naar 1/7/2022, zijn de bedragen voor 50% opgenomen.

R97

<1,5%

Extra uitgaven t.b.v. het Integraal Huisvestingsplan (IHP) Onderwijs

€ 0

€ 500.000

10%

Voor de sturing op de financiën en risico’s van onderwijshuisvesting wordt gewerkt met een investeringsplafond en een algemeen investeringskrediet onderwijs. Deze systematiek biedt de mogelijkheid om voorzieningen in de onderwijshuisvesting boven dit investeringsplafond af te wijzen en risico’s op te vangen met eerdere overschotten uit het algemeen investeringskrediet onderwijs. Daarmee zijn maatregelen genomen om binnen het investeringskrediet te blijven.

In mei 2020 heeft de gemeenteraad het door gemeente en schoolbesturen opgesteld integraal huisvestingsplan (IHP) voor het onderwijs vastgesteld. Het IHP is opgesteld voor een periode van 16 jaar. In die periode kan van alles gebeuren, wat nu nog niet wordt voorzien. Onzekerheden zijn groei en krimp van scholen in het algemeen en specifiek de wetswijziging rond uren bewegingsonderwijs. Daarnaast zijn er risico’s zoals bijvoorbeeld asbestsanering, complexe inpassing van nieuwe schoolgebouwen door gebrek aan ruimte (bijvoorbeeld door combineren school en woningen/kantoren), gewijzigd onderwijsbeleid, grondaankoop en extra tijdelijke huisvesting als gevolg van vertraging.
Het grootste risico betreft de marktomstandigheden in de bouw. De afgelopen jaren is er sprake van een ongunstige markt voor opdrachtgevers. De effecten hiervan zijn meegenomen in de raming van de projecten in het IHP. De effecten van Covid-19 en de daarbij behorende economische teruggang zijn op dit moment (ten tijde van begroting 2022) nog niet in te schatten.

In het IHP staan per opgave verschillende oplossingsrichtingen beschreven. Financieel is gekozen voor de minimale variant, wat het totaal is van alle goedkoopste oplossingen per school. Dit zijn oplossingen op hoofdlijnen. Wanneer de uitvoering start, wordt onderzocht wat op dat moment de beste oplossing is. Het kan voorkomen dat toch de duurste oplossing de best uitvoerbare oplossing is. Tegenover deze negatieve risico’s bestaat een aantal zaken die kunnen leiden tot lagere rente en afschrijving. De lastigste te ramen is ‘vertraging’. Immers, er zal dan later rente en afschrijving in de exploitatie worden opgenomen.

Bovenstaande is vertaald naar een risicobedrag ter grootte van € 500.000 aan kapitaallasten, welke is berekend op basis van de helft van het investeringsrisico tussen de duurste en de goedkoopste oplossingen. We schatten de kans in op 10%. Deze kwantificering is ongewijzigd ten opzichte van het vorige risicoprofiel (ten tijde van jaarrekening 2020).

R101

<1,5%

Afschatting bij verscherpte herkeuring WIA gemeentelijke (ex)medewerkers

€ 0

€ 1.000.000

5%

In het kader van de verscherpte herkeuringen WIA (voorheen WAO) loopt de gemeente een risico. Onbekend is of er nog (ex-)medewerkers van de gemeente Hilversum daadwerkelijk afgeschat gaan worden en zo ja, tegen welk percentage. Een lager percentage leidt tot extra lasten omdat de gemeente zelf de WW-uitkering of het wachtgeld betaalt. Vanwege de vele onzekerheden (aantal, leeftijd, inschaling, afschattingspercentage, huidige rechten op wachtgeld of WW, enz.) kunnen de werkelijke kosten aanzienlijk variëren. Tot dusver hebben bij voormalige personeelsleden, die een WAO-uitkering hadden, geen daadwerkelijke afschattingen plaatsgevonden. Gezien de ervaringen bij andere gemeenten is er evenwel geen garantie dat er geen claims binnen zullen komen. Het risico blijft bestaan, omdat het UWV herkeuringen uitvoert. We schatten het maximale risicobedrag op € 1.000.000. We schatten de kans op 5%. Dit risico is ongewijzigd ten tijde van het opstellen van het risicoprofiel bij de begroting 2022.

R217

<0,5%

Wegvallen vitale activiteiten omgeving automatisering door uitvallen toeleveranciers

€ 10.000

€ 100.000

10%

De mogelijkheid dat een toeleverancier in de informatie en automatiseringsketen omvalt, is altijd aanwezig. Hoe groot de gevolgen ervan kunnen zijn, zijn erg divers. Over het algemeen kan worden gesteld dat het voornaamste risico kleinere leveranciers betreft. Op het moment dat een leverancier (groot of klein) omvalt, loopt de dienstverlening doorgaans wel nog een tijd door. Het is niet zo dat applicaties of systemen direct stil komen te liggen of worden afgesloten. Bovendien worden die spelers vervolgens vaak overgekocht. Wat er normaliter op volgt, is dat de dienstverlening aangepast doorgaat of er een alternatief wordt geboden, maar vaak wel tegen een meerprijs, implementatiekosten of een nieuwe aanbesteding. Het risico wordt echter klein ingeschat. De coronacrisis is niet risico verhogend, omdat er juist een grotere vraag naar IT-systemen en applicaties is in de huidige werkomstandigheden. Het risico is ongewijzigd ten opzichte van de vorige paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

R210

<0,5%

Grondwaterbeheer - tekort op de totale voorziening voor (sanerende) maatregelen van de convenantspartijen

€ 10.000

€ 247.000

5%

Het grondwaterbeheer van verschillende bekende grondwaterverontreinigingen is door een convenant, waar de gemeente deel van uitmaakt, belegd bij de Provincie Noord-Holland (de gebiedsbeheerder). De provincie heeft de uitvoering van het grondwaterbeheer uitbesteed aan een derde partij: Bodemzorg B.V. Mogelijke risico's zijn op meerdere manieren en niveaus afgedekt. Zo zijn risico’s vanuit operationeel beheer afgekocht bij Bodemzorg en is er vanuit het convenant bij de gebiedsbeheerder daarnaast nog een risicovoorziening van € 5 miljoen aanwezig. In het nieuwe convenant zijn er afspraken gemaakt over het opvangen van risico's die buiten die bestaande afdekking nog kunnen optreden. Er is een verdeelsleutel afgesproken om indien noodzakelijk een aanvullende bijdrage op te halen onder de convenantpartners van maximaal € 1,5 miljoen. De gemeente Hilversum zou conform de afspraken omtrent die verdeelsleutel maximaal € 247.000 extra moeten bijdragen.

Ten tijde van de begroting 2022 wordt dit risico echter laag ingeschat. Het nieuwe convenant is kortgeleden beklonken en er is nog € 5 miljoen beschikbaar in de risicovoorziening bij de Provincie. Afhankelijk van de ontwikkelingen omtrent onder andere mogelijke aanspraken op die risicovoorziening en wet- en regelgeving rond grondwaterbeheer, zou de kans dat dit risico optreedt in de loop van de jaren wel groter kunnen worden. De gemeente staat in goed contact met de convenantspartijen en gebiedsbeheerder waardoor dit snel zou worden gesignaleerd.

R192

<0,5%

Uitval ICT-systemen gemeentebreed

€ 0

€ 500.000

1%

Het thuiswerken heeft tot gevolg dat het gemeentenetwerk zwaar wordt belast. In maart 2020 is in overleg met de toeleverancier de beschikbare capaciteit (bandbreedte) al in zeer korte tijd succesvol verdubbeld. De huidige capaciteit is echter nog niet volledig opgewassen tegen het beslag dat het thuiswerken op het netwerk legt. Het is daardoor mogelijk dat ICT-systemen gemeentebreed uitvallen, wat enerzijds leidt tot productiviteitsverlies van de medewerkers en anderzijds tot externe imagoschade. Ook de burgers en ondernemers kunnen hier namelijk door geraakt. In een uiterst scenario zou de hele bedrijfsvoering ontwricht kunnen worden. Om het risico op uitval nog meer te beperken wordt de bandbreedte verder uitgebreid van 200Mb/s naar 10Gb/s. Dit moet zorgvuldig gebeuren omdat al het verkeer hier overheen loopt en we ook overstappen naar een nieuwe IP range voor de Gemeente. In juli 2021 zal dit traject afgerond moeten zijn. De lijnen zijn dan ook dubbel uitgevoerd waardoor de kans ingeschat blijft op 1%.

R212

0%

Facilitaire inrichting kantoorpanden - het "hybride werken" van de nieuwe normaal (2021 e.v.)

€ 0

€ 0

0%

Vanaf het moment dat mogelijk is op kantoor te werken (vermoedelijk vanaf het derde kwartaal van 2021), zal het hybride werken binnen de organisatie zich gaan zetten en wordt inzichtelijk wat de gevolgen zijn voor de huisvesting. Zo kan de behoefte aan soorten werkplekken en vergaderruimte veranderen. Dit heeft gevolgen voor m2 gebruik en vraagt om het daarop aanpassen van de bestaande huisvesting. Voor de begroting 2022 wordt € 175.000 IP budget aangevraagd om kleine aanpassingen uit te kunnen uitvoeren. Indien de wensen groter worden, is dit budget niet toereikend. Op dat moment zal er een nieuw voorstel worden gedaan en budget worden aangevraagd. Het risico op meerkosten boven de in het IP opgenomen € 175.000 wordt ingeschat op 35% met een bandbreedte van minimaal € 175.000 tot een maximum van € 500.000.

Omdat het echter om investeringsbudget gaat, beperkt de financiële last in de begroting zich enkel tot de bijbehorende kapitaallasten. Uitgaande van een gemiddelde afschrijvingstermijn van 10 jaar zou het gaan om jaarlijks tussen de € 17.500 en € 50.000 aan extra lasten. Dit is van dermate kleine omvang dat het niet als gekwantificeerd risico zal worden opgenomen. Tevens start de afschrijvingstermijn pas in het jaar na het afsluiten van de kredieten (als het volledige investeringsbudget is uitgegeven of afgesloten). Op zijn vroegst zou dit dus in de begroting van 2023 tot uiting komen. Daar zal in het opstellen van die begroting rekening mee moeten worden gehouden. Het risico is daarmee komen te vervallen.

R188

0%

Faillissement/ surseance/ financiële tegenvallers bij contractpartijen (leveranciers, afnemers) (fysiek domein)

€ 0

€ 0

0%

Ten tijde van de coronacrisis zijn bedrijven (waaronder gemeentelijke contractpartijen) ondersteund door diverse Rijkscompensatie-regelingen. De verwachting is daarom dat deze bedrijven de coronacrisis zelf zullen overleven. Het is echter wel mogelijk dat ze tijdens de coronacrisis schulden opbouwen die pas na afbouwen van de compensatieregelingen zichtbaar worden en mogelijk een tol zullen eisen. Mogelijk zouden dergelijke contractpartijen daardoor na de coronacrisis in financiële moeilijkheden komen. Halverwege 2021 wordt dit risico echter zo klein geacht dat het is komen te vervallen.

R201

0%

Herfinanciering deel bestaande leningenportefeuille tegen hogere rente dan begroot

€ 0

€ 0

0%

De leningenportefeuille van de gemeente Hilversum is zo samengesteld dat het risico van renteschommelingen zoveel mogelijk wordt beperkt en ruim binnen de wettelijke norm blijft (zie ook de paragraaf Financiering). Om dit te bereiken zijn de leningsvoorwaarden zo gekozen dat:

  • de rente van alle leningen gedurende de gehele looptijd vastligt, en
  • de aflossing van alle leningen gelijkmatig over de looptijd is gespreid (onder ander door lineaire aflossing) en daardoor de te herfinancieren bedragen een gelijkmatig patroon hebben.
  • In de begroting 2022 wordt voorzichtigheidshalve rekening gehouden met een oplopend rentetarief, voor 2022 0,75% 2023 1,0% 2024 1,25% en voor 2025 met 1,5%. Als het werkelijke rentetarief voor af te sluiten leningen hoger is dan de geraamde tarieven zal dat tot gevolg hebben dat de rentelasten hoger uitvallen dan geraamd.

De impact van toekomstige gebiedsontwikkelingen is op dit moment nog niet geheel duidelijk. Wel is duidelijk dat door de gebiedsontwikkelingen op termijn de schuldpositie van Hilversum significant zal toenemen. De begroting 2021, meerjarenraming en dit risico lopen echter niet vooruit op toekomstige besluitvorming. Op het moment dat de besluitvormingsprocedure is doorlopen en extra externe financiering nodig blijkt te zijn, zullen de bijbehorende rentelasten in de begroting en meerjarenraming worden verwerkt.

R204

0%

Taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten worden niet gehaald
(geconsolideerd risico)

€ 0

€ 0

0%

In een begroting kunnen taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten geformuleerd worden. Deze waren opgenomen in één overkoepelend geconsolideerd risico. Vanaf de begroting 2022 is dit overkoepelende risico (R204) echter komen te vervallen. De huidige bestaande taakstellingen zijn echter beperkt en niet divers. Het consolideren van dergelijke risico's is niet van toegevoegde waarde. Betreffende risico's (op dit moment enkel R184 en R243) zullen als individuele risico's mee worden genomen in de berekening van het benodigde weerstandsvermogen.

Dit geconsolideerde risico is daarmee komen te vervallen en wordt vanaf de paragraaf weerstandsvermogen & risicobeheersing van de jaarrekening 2021 niet meer opgenomen.

R203

0%

GEM Crailo (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 0

0%

Vervallen. Zie toelichting bij R254 GEM Crailo (vervangt R203, R105 en R181) opgenomen in geconsolideerd risico R206.

R209

0%

Datalekken en informatieveiligheid (analoog en digitaal)

€ 80.000

€ 150.000

25%

Het succesvol weren van cyberaanvallen is afhankelijk van twee elementen: mens en machine. De mens moet alert zijn op emails, linkjes, verzoeken en dergelijke die verdacht zijn om te voorkomen dat er een mogelijke aanval voet aan de grond krijgt. Het uitrollen van informatiecampagnes hierover onder de medewerkers draagt bij aan het bewustzijn op dit onderwerp. De inrichting vanuit de machine kant is erop gericht om een eventuele aanval direct te isoleren om de omvang en schade ervan tot een minimum te beperken. Omdat de technische inrichting met veel aandacht strak is ingericht, is de inschatting dat de kans op een dergelijke aanval erg klein is. De kans is echter wel altijd aanwezig, omdat ook cybercriminaliteit zich continue door ontwikkelt.

Op het moment dat er sprake zou zijn van een succesvolle ransomware aanval, zouden er kosten moeten worden gemaakt om snel de schade te herstellen. In hoog tempo zouden de servers opnieuw moeten worden opgebouwd en data (voor zover mogelijk) hersteld. Daarvoor zou dan een specialistisch extern bureau voor moeten worden ingeschakeld. De minimum-maximum kwantificering van dit risico is gebaseerd op de directe kosten die bij dergelijke inhuur komen kijken. Door voortschrijdend inzicht is het minimumbedrag en de kans gestegen ten opzichte van het vorige risicoprofiel. Datalekken zijn een onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering en hebben in de regel een beperkte omvang. Er worden continu beheersmaatregelen geïmplementeerd op basis van en vooruitlopend op de ontwikkelingen in de cybercriminaliteit.

R94

0%

Compensatie voor BTW Sportvrijstelling

€ 0

€ 0

0%

Gemeenten kunnen vanaf 1 januari 2019 de BTW op kosten die zij maken voor sportaccommodaties niet meer bij de fiscus vorderen. Het Rijk geeft gemeenten voor dit verlies een compensatie volgens de specifieke uitkering stimulering sport (SPUK). De gemeente kan in het kader van deze SPUK-regeling een aanvraag indienen bij het Rijk voor de ontstane BTW-nadelen. De regeling is geldig voor de periode 2019 t/m 2023. Er is een macro economisch plafond van € 182 miljoen voor de dekking van deze uitkering. Op het moment dat dit plafond wordt bereikt, worden alle ingediende aanvragen met eenzelfde percentage gekort.

Voor 2020 heeft dit geresulteerd in een beschikking waarbij 20,3% van de subsidie aanvraag niet werd gehonoreerd. Dit verschil is in de jaarrekening verwerkt. Voor 2021 en 2022 is in de begroting rekening gehouden met een 20% lagere ontvangst en is het geen risico meer. Voor begrotingsjaar 2023 moet dit opnieuw worden beoordeeld.

R241

0%

Proces Omgevingsvisie i.c.m. uitstel dan wel gefaseerd invoeren omgevingswet

€ 0

€ 0

0%

De besluitvorming omtrent het herziene plan van aanpak is inmiddels voltooid. In de raadsvergadering van 3 maart 2021 heeft de raad ingestemd met het herziene plan en daarmee met het verlenen van het gevraagde budget. Dit risico is daarmee opgetreden en is komen te vervallen. De tijdelijke pauzering van het participatieproces in juni heeft niet geleid tot een aanvullend risico. Naar verwachting wordt het participatieproces in de tweede helft van 2021 weer opgestart.

R256

0%

Kostenstijging door nieuwe aanbesteding beheer en exploitatie gemeentelijke sporthallen en zwembad per 1 januari 2022

€ 0

€ 0

0%

Het beheer en de exploitatie van de gemeentelijke sporthallen en het gemeentelijk zwembad zijn tot en met 2021 uitbesteed aan Optisport. Voor beheer en exploitatie vanaf 1 januari 2022 moet opnieuw Europees worden aanbesteed. Deze aanbesteding loopt op dit moment. Dat betekent dat op dit moment niet bekend is welke partij tegen welk bedrag het beheer en de exploitatie vanaf 2022 zal verzorgen.

Er zal worden aanbesteed voor een periode van 5 jaar, waardoor deze aanbesteding een meerjarig/structureel financieel effect zal hebben. Het beheer en de exploitatie van de sporthallen en het huidige zwembad zal risicodragend worden aanbesteed. Voor het zwembad zal gedurende de nieuwe contractperiode nieuwbouw plaats vinden. In de aanbesteding wordt bepaald dat het beheer en de exploitatie van het nieuwe zwembad op regiebasis zal plaatsvinden, waarbij jaarlijks een afrekening plaatsvindt op basis van werkelijke kosten. Dit is een extra onzekere factor voor de gemeente, maar partijen kan niet gevraagd worden risicodragend in te schrijven op het beheer en exploitatie van een nog te ontwikkelen zwembad.

In de begroting 2022 e.v. is rekening gehouden met de huidige huuropbrengsten en te betalen exploitatievergoedingen aan Optisport. De in 2021 berekende kostprijsdekkende huren zullen door deze aanbesteding niet wijzigen. Door nieuwe aanbesteding kan blijken dat de nieuwe exploitant hogere exploitatievergoedingen nodig heeft. De kans hierop is aanwezig, maar kan ten tijde van opstellen van de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting 2022 (halverwege 2021) nog niet concreet worden gekwantificeerd.

Er zijn slechts weinig partijen actief in beheer en exploitatie van sporthallen en zwembaden. Verwacht wordt dat twee hooguit drie partijen zullen inschrijven.

Risicobeschrijvingen - Geconsolideerde risico’s

  1. R206 Minder dan begrote ontwikkelingen Grex

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

7

R206

7,1%

Minder dan begrote ontwikkelingen Grex (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 2.500.000

20%

Losse risico’s die betrekking hebben op de ontwikkeling van (potentiële en bestaande) Grex-en zijn in dit geconsolideerde risico opgenomen. Vanaf de begroting 2022 is ook het risico inzake GEM Crailo (R254) in dit geconsolideerde risico opgenomen.

Dit overkoepelende Grex risico is ten tijde van het opstellen van het risicoprofiel bij de begroting 2022 qua kwantificering gelijk aan onderliggend risico R190 inzake de Grex Anna's Hoeve. De twee andere onderliggende risico's (R104 niet tijdig openen van een Grex stationsgebied en R254 GEM Crailo) zijn aanzienlijk kleiner qua kans percentage, al zijn ze wel hoger qua maximumbedrag. Omdat de kans van optreden van die risico's echter klein wordt ingeschat, wordt de kwantificering van dit overkoepelende risico vooralsnog gebaseerd op die van R190 Grex Anna's Hoeve. Qua kwantificering is dit risico ongewijzigd ten opzichte van het vorige risicoprofiel (bij de jaarstukken 2020).

In R206 zijn de volgende risico’s opgenomen:

R206

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

a

R78

Later of niet opstarten van bouwprojecten

€ 0

€ 0

0%

Het betreft het risico op later of niet opstarten van bouwprojecten. Dit geeft met name een risico tot meer rentelasten (langere looptijd) over reeds gedane investeringen. Als gevolg van deze vertraging kan het zijn dat verkoop ook op een later moment plaatsvindt; met andere woorden uitgestelde verkoopopbrengsten. Dit risico wordt als nihil ingeschat en komt zodoende te vervallen (na de begroting 2022 zal het niet meer worden opgenomen). Mocht zich een dergelijk risico voordoen bij specifieke exploitaties en ontwikkelingen, dan zal het specifiek daarvoor als risico worden benoemd.

b

R104

In één keer moeten afschrijven van investering sloop voormalig UWV pand

€ 0

€ 843.000

10%

De vernieuwing van het Stationsplein is in gang gezet met de sloop (2018) van het voormalig UWV pand aan het Stationsplein 25. De sloopkosten zijn uitgekomen op € 843.000 en zijn in het investeringsprogramma opgenomen. Op deze wijze kan de gemeente Hilversum, als te zijner tijd een grondexploitatie (Grex) wordt geopend voor de ontwikkeling van de grond, het krediet bij de Grex betrekken. Hiervoor geldt dat binnen 5 jaar (uiterlijk 2023) nadat de investering is geactiveerd, een Grex moet zijn geopend. Komt het niet binnen 5 jaar tot een Grex, dan dient de investering volgens de regels van het BBV in één keer te worden afgeschreven.

Op dit moment (ten tijde van opstellen van de begroting 2022) bevindt het Ontwikkeling Stationsgebied zich in de besluitvormende fase. De kans dat uiterlijk in 2023 een GREX geopend wordt, ligt in de lijn der verwachting. Totdat het besluitvormingsproces voltooid is, blijft dit risico bestaan, maar de kans dat het zich voordoet wordt klein ingeschat.

c

R190

Minder dan begrote ontwikkelingen Grex - Anna's Hoeve Bouwplan

€ 0

€ 2.500.000

20%

Belangrijke risico's zijn het niet verkrijgen van een omgevingsvergunning vanwege stikstof, eventuele beroepsprocedure en daarmee gepaard gaande vertraging tegen een omgevingsvergunning, het al dan niet verharden van de Anton Philipsweg en de verkoop van de laatste 2 kavels tegen een prijs waardoor de ontwikkeling van de kavels wellicht niet van de grond komt.

De hoge verkoopprijs van de laatste twee kavels zou tot gevolg kunnen hebben dat de ontwikkeling van de kavels niet van de grond komt. Het proces van verkoop heeft een doorlooptijd van zo'n 14 maanden. Pas dan zal duidelijk worden of aan alle voorwaarden is en kan worden voldaan en de verkoop dus definitief, tegen de gestelde prijs, doorgaat. Dit risico is ongewijzigd ten opzichte van het vorige risicoprofiel (bij de jaarstukken 2020).

d

R254

GEM Crailo (vervangt R203, R105 en R181)

€ 0

€ 9.000.000

1%

De gemeente Hilversum heeft samen met de gemeenten Gooise Meren en Laren de gebiedsontwikkeling Crailo op zich genomen. De gemeenten hebben hiervoor een grondexploitatiemaatschappij (GEM) opgericht. Naar mate de activiteiten van de GEM Crailo vorderen, kunnen verschillende risico's worden geïdentificeerd. Vanaf de begroting 2022 is dit geen geconsolideerd risico meer. De opsplitsing onderliggende risico's en geconsolideerd risico was in dit geval inefficiënt en niet van toegevoegde waarde. Het onderliggende risico inzake het failliet gaan van de GEM Crailo was al nagenoeg nihil en is vanaf de begroting 2022 komen te vervallen.

Het risico ten tijde van de begroting 2022 is tweeledig:

  • Aanspraak op borgstellingen kredietfaciliteit BNG: de gemeente Hilversum staat voor 45% (€ 9 miljoen) borg voor de door GEM Crailo BV bij de BNG aangetrokken kredietfaciliteit, aangetrokken ter overbrugging van de zogenaamde "badkuipkosten". Bij ontwikkeling van een gebied gaan de kosten altijd voor de baat uit. Het risico op het aanspreken van de borgstelling door de BNG wordt als minimaal (1%) ingeschat.
  • Uitstel van betaling van grondoverdracht: in 2020 is de grond verkocht aan de GEM Crailo t.w.v. € 16 miljoen. Daarbij is uitstel van betaling verleend tot 2028. De gemeente heeft eenzelfde betalingsuitstel gekregen van de provincie, van wie de grond aanvankelijk is aangekocht. Vanwege de voorziene winstgevendheid van de GEM Crailo is het risico op dit onderdeel nihil: de GEM Crailo, en in het verlengde de gemeente, wordt in staat geacht de betaling van de grondoverdracht tijdig en volledig te kunnen doen.

De kwantificering is zodoende gelijk gebleven aan die ten tijde van de jaarrekening 2020.

  1. R205 Verbonden partijen

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

10

R205

5%

Verbonden partijen (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 500.000

70%

De gemeente Hilversum heeft verschillende betrekkingen met een diversiteit aan Verbonden Partijen. Als externe partij is het voor de gemeente erg moeilijk om invloed uit te oefenen op risico's van Verbonden Partijen. Er is bijvoorbeeld vaak sprake van een risico inzake het al dan niet toereikend zijn van de begroting van een Verbonden Partij met mogelijk meerkosten in de bijdrage van de gemeente tot gevolg. Door de risico's echter scherp te houden, blijven we op de hoogte van actuele ontwikkelingen en kunnen we tijdig en concreet het gesprek aangaan met de betreffende partij.
Alhoewel de kans van optreden van de meeste van deze risico’s in het huidige risicoprofiel klein wordt ingeschat (10-30%), is er met in totaal tien gekwantificeerde risico’s wel degelijk een kans dat in deze categorie een risico zal optreden. Zodoende komt de kans van het geconsolideerde risico van Verbonden Partijen relatief hoog uit (70%). Ten opzichte van het vorige risicoprofiel (jaarstukken 2020) is de kwantificering van dit geconsolideerde risico iets verhoogd op basis van gestegen BNG (R174) en Regio Gooi en Vechtstreek risico's (R178). Ook het risico inzake de ROM Regio Utrecht (R229) is vanaf de begroting 2022 opgenomen in dit geconsolideerde Verbonden partijen risico, maar heeft vanwege diens geschatte kans van optreden van 1% zeer beperkte invloed op de overkoepelende kwantificering.

In R205 zijn de volgende risico’s opgenomen:

R205

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

a

R172

Omgevingsdienst Flevoland en Gooi en Vechtstreek

€ 0

€ 50.000

10%

Uit de begroting 2021 van de OFGV blijkt dat de beschikbare weerstandscapaciteit ten opzichte van de gesignaleerde risico's van de organisatie binnen de afgesproken bandbreedte uitvalt. Om die reden is het risico op bijstorten vanuit onze gemeente, net als in 2020, zeer klein. De gemeente staat ambtelijk regelmatig in contact met de OFGV en de wethouder spreekt periodiek met de directeur. Op die manier zullen mogelijke problemen vroegtijdig worden gesignaleerd. De kwantificering is gelijk aan de vorige paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Dit risico is niet gewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2020, wel is er een nieuw risico bijgekomen inzake niet spoedeisende bodemsaneringen (R250).

b

R173

Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek - ontoereikende weerstandscapaciteit & het uittreden van gemeente Weesp per 1-1-2022

€ 0

€ 25.000

30%

Binnen de programmabegroting 2021 en meerjarenraming 2022-2024 Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek is de ratio weerstandscapaciteit berekend. Het risicoprofiel komt uit op € 1.606.000. De totale meerjarige weerstandscapaciteit is net niet voldoende. Het verschil tussen het bedrag van het weerstandsvermogen en het risicoprofiel bedraagt € 50.000.

Als toegelicht in de Zienswijzebrief 2020 (raadsvergadering 3 juni 2020) is de gemeente van mening dat de Veiligheidsregio haar risico’s te hoog inschat. Om die reden zal de gemeente geen bijstorting doen enkel ten behoeve van het op peil houden van het weerstandsvermogen van de Veiligheidsregio. Mocht er echter daadwerkelijk een financieel tekort ontstaan door het optreden van risico’s, dan zou een bijstorting door de gemeente mogelijk aan de orde kunnen zijn. Deze kans wordt echter klein ingeschat voor een maximumbedrag van €25.000.

Daarnaast is het een feit dat de gemeente Weesp uit de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek treedt per 1-1-2022. De Gemeente Weesp gaat naar de Veiligheidsregio Amsterdam. De onderhandelingen hierover zijn nog volop gaande. Uitgangspunt hierbij is dat de Veiligheidsregio Amsterdam de frictiekosten van de uittreding van de gemeente Weesp draagt en dat de bijdrage van de resterende gemeenten van Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek gelijk blijft.

c

R174

BNG Bank N.V.

€ 0

€ 250.000

10%

De winst van de BNG Bank is aan wisselingen onderhevig en is afhankelijk van de economische omstandigheden. De te ontvangen dividenduitkering in jaar t is afhankelijk van de gerealiseerde winst van de BNG Bank in jaar t-1.  Er blijft daarmee altijd een risico bestaan dat de geraamde dividenduitkering lager uitvalt dan begroot.

d

R175

Coöperatie Parkeerservice U.A.

€ 0

€ 50.000

10%

Door de gekozen rechtsvorm van Coöperatie met Uitgesloten Aansprakelijkheid is er geen verhaalsrecht op de leden voor de schulden en tekorten van de coöperatie. Hilversum betaalt de jaarlijkse bijdrage in 4 termijnen, dus bij een eventueel faillissement is Hilversum maximaal een kwart van de jaarlijkse bijdrage kwijt. De Coöperatie werkt aan de financiële continuïteit. Mede door de in 2018 ingezette transitie zijn risico’s beter afgedekt en worden kosten beter doorbelast aan de leden. Het financiële risico is daardoor beperkt. De kwantificering is gelijk aan de vorige paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing (bij de jaarrekening 2020).

e

R176

Vitens N.V.

€ 0

€ 0

0%

Vitens keert voorlopig geen dividend uit. De solvabiliteit van Vitens voldoet niet aan de eigen continuïteitsdoelstelling van een solvabiliteit van minimaal 30%. Om deze reden is er voorlopig geen ruimte om dividend uit te keren. Dit heeft te maken met de lage toegestane WACC (Weighted Average Cost of Capital, die het maximale rendement op eigen vermogen begrenst) en het hoge investeringsniveau voor de komende jaren. Het hoge investeringsniveau is nodig om voldoende drinkwater van goede kwaliteit te kunnen blijven leveren. Vitens zal weer dividend gaan uitkeren als de solvabiliteit boven de 30% uitkomt. Wanneer dit zal zijn is op dit moment niet bekend. In de begroting 2022 en de bijbehorende meerjarenraming houden we geen rekening met ontvangst van dividend van Vitens.

f

R177

Stichting Gooisch Natuurreservaat

€ 0

€ 0

0%

In de begroting 2021 van GNR zijn risico's benoemd waarop door de Stichting beheersmaatregelen zijn genomen. De vermelde
risico's schatten we in als nihil als consequentie voor de gemeente.

De benoemde risico's en beheersmaatregelen zijn:

  • De stichting is eigenrisicodrager voor WW-uitkeringslasten en (langdurig) ziekteverzuim. Bij een aantal (langdurige) ziektegevallen tegelijk bestaat het risico dat werkzaamheden niet meer uitgevoerd worden, of moeten worden uitbesteed.
  • De projectuitvoering kent een aantal risico’s, te weten:
  1. Stel dat de Nationale Postcode Loterij in de toekomst besluit om het Goois Natuurreservaat niet meer als beneficiant aan te merken, dan zullen de ambities voor het realiseren van projecten in overeenstemming met de dan beschikbare middelen moeten worden bijgesteld.
  2. Eventuele overschrijdingen van kostenramingen bij projectuitvoering komen voor risico en rekening van de stichting. Voor de afdekking van dit risico houdt GNR een bestemmingsreserve aan.
  • Tijdens de subsidieperiode 2017-2022 ontvangt de stichting GNR jaarlijks een bedrag van circa € 485.000 en legt hierover verantwoording af. Wanneer de stichting onvoldoende voldoet aan de subsidieverplichtingen SNL, kan de subsidieverstrekker een deel van de subsidie terugvorderen.
  • De participanten mogen de door de stichting GNR betaalde omzetbelasting verrekenen, maar of dat ook lange tijd zo blijft is niet zeker. Dit is een mogelijk risico voor de participanten en daarmee indirect ook voor de stichting.

Met betrekking tot de uittreding van de gemeente Amsterdam is dit financieel geregeld in de begroting. De inzet van de afkoopsom is zodanig geregeld dat het niet leidt tot een verhoging van de participantenbijdrage en het is evenredig verdeeld over de participanten met behulp van een verdeelsleutel dat gebaseerd is op het participantenpercentage. Met de mogelijke uittreding van de provincie Noord-Holland dient net als bij de uittreding van gemeente Amsterdam nagedacht te wordt over de inzet van de mogelijke afkoopsom in relatie tot de mogelijkheden voor financiële dekking op de lange termijn. Om die reden is er op dit moment geen gekwantificeerd risico aanwezig.

g

R178

Regio Gooi en Vechtstreek

€ 0

€ 560.000

25%

De gemeenschappelijke regeling Regio Gooi en Vechtstreek (Regio GenV) heeft als doel vorm te geven aan de samenwerking met de regiogemeenten en de opgedragen taken doelmatig en doeltreffend uit te voeren. Op basis van inwoneraantal is de gemeente Hilversum ongeveer 35% aansprakelijk voor de schulden bij opheffing en tekorten van de Regio GenV. In de begroting van de regio G&V worden o.a. de volgende risico’s benoemd:

  • Ontwikkeling verwerkingstarieven recycling componenten,
  • Arbeid gerelateerde kosten, waaronder ontwikkelingen van loon- en pensioenkosten
  • Opgelegde boete voor een datalek
  • Uitval ICT voorzieningen als gevolg van informatiebeveiliging

Het totale risicoprofiel van de Regio GenV is ingeschat op € 1,6 miljoen (Hilversum € 560.000 (35%)). Hiertegenover staat een weerstandscapaciteit van € 1,2 miljoen. De ratio van deze grootheden is 0,75. Gemeente Hilversum heeft ingestemd met het verzoek van de Regio de minimale ratio bij te stellen van 1,0 naar 0,75. Dit betekent dat de kans dat als gevolg van deze risico’s de gemeente Hilversum een aanvullende bijdrage dient te doen in de gemeenschappelijke regeling wordt opgehoogd van 20% naar 25%.

h

R179

Werkvoorzieningsschap Tomingroep - reorganisatie nodig om toekomstbestendige organisatie te worden

€ 0

€ 400.000

25%

Het Werkvoorzieningsschap Tomingroep (Tomin) voert namens de deelnemende gemeenten taken uit in het kader van o.a. de ‘oude’ Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) die gericht zijn op het aanbieden van aangepast werk aan mensen met een arbeidsbeperking.

In de begroting van Tomin worden de volgende risico’s benoemd:

  • Onvoldoende resultaat door bijv. plotselinge omzet terugval (bedrijfsmatig) of overige bedrijfsrisico’s t.a.v. o.a. prijzen, voorraden, debiteuren, claims, etc., en daarbij tevens een onvoldoende eigen vermogen om de garantietoekenning te kunnen betalen.
  • Herstructurering van afdelingen en eventuele afwaardering van activa.
  • Sociaaleconomische ontwikkelingen of politieke besluiten die leiden tot verdere bezuinigingen op de rijkssubsidie dan nu voorzien in de begroting.
  • Andere landelijke ontwikkelingen en aanpassingen in de regelgeving met betrekking tot de sociale werkvoorziening.
  • Uitkomsten van Cao-onderhandelingen voor SW-medewerkers (al dan niet gecompenseerd in de SW-subsidie).
  • Politieke ontwikkelingen, wetswijzigingen, Europese richtlijnen en renteontwikkelingen
  • Verdere achteruitgang van de subsidieratio
  • Tijdigheid subsidiebetalingen door de deelnemende gemeenten
  • Eventuele (onverzekerde) aansprakelijkheidsrisico’s en juridische claims

In 2019 maakte Tomingroep BV voor het eerst sinds vele jaren verlies en ook voor 2020 is als gevolg van Covid-19 verlies geleden. Sinds 2019 heeft de directie diverse verbetertrajecten ingezet. Daarnaast is een verkenning uitgevoerd naar een aantal scenario’s voor de regionale samenwerking in het sociaal domein. Inmiddels is duidelijk dat Tomin zich gaat door ontwikkelen tot werk leerbedrijf. Momenteel wordt het onderliggende bedrijfsplan uitgewerkt.

Het eigen vermogen van Tomin wordt in relatie tot de genoemde risico’s en tekorten als voldoende beoordeeld. Voor zover het eigen vermogen niet toereikend zou zijn, komt een eventueel tekort uiteindelijk voor rekening van de deelnemende gemeenten. De kans dat als gevolg van deze risico’s de gemeente Hilversum een aanvullende bijdrage dient te doen in de gemeenschappelijke regeling wordt laag (25%) ingeschat. De kwantificering van dit risico is daarmee ongewijzigd ten opzichte van het vorige risicoprofiel ten tijde van de jaarstukken 2020.

i

R182

Het failliet gaan van de Uitvaartstichting Hilversum

€ 0

€ 500.000

10%

Vanaf 1 juli 2016 is de Uitvaartstichting Hilversum (USH) verantwoordelijk voor de exploitatie van de gemeentelijke begraafplaatsen en het crematorium in Hilversum. Door het verzelfstandigen van de uitvaartstichting is het eigen vermogen nog in opbouw. Met de huidige prognose van de meerjarenbegroting verwacht de stichting in 2025 te beschikken over een positief eigen vermogen. Naar verwachting is de kans dat de gemeente financieel zou moeten bijspringen echter klein. Er vinden continue gesprekken plaats tussen de gemeente en USH. Onvoorziene zaken kunnen daardoor vroegtijdig worden gesignaleerd en opgepakt. De kwantificering van dit risico is ongewijzigd ten opzichte van jaarstukken 2020.

j

R229

ROM Regio Utrecht (ROMU)

€ 0

€ 2.000.000

1%

De gemeente Hilversum is, sinds de oprichting in 2020, voor 3,7% aandeelhouder van de ROM Regio Utrecht B.V., naast onder andere het Ministerie van Economische Zaken. De deelneming aan de ROM Regio Utrecht geleid tot een kapitaalstorting: de eerste (start)storting van € 1 miljoen (conform raadsbesluit 29 januari 2020). De ROM B.V. stort het aandelenkapitaal door in het ROM Participatiefonds. Het ROM Participatiefonds koopt vervolgens, na zorgvuldige toetsing van de aanvragen, aandelen in ondernemingen om te kunnen voorzien in een geconstateerde financieringsbehoefte bij het MKB. Bij uiteindelijke verkoop van de aandelen wordt de opbrengst weer teruggestort in het ROM Participatiefonds, waardoor het fonds een revolverend (zichzelf hervullend) karakter heeft.

In 2021 is besloten om € 1 miljoen (conform raadsbesluit 21 april 2021) extra te storten in de ROM. De € 1.000.000 aan middelen die dienen als bijdrage aan het aandelenkapitaal van de ROM Regio Utrecht worden beschouwd als een kapitaalverstrekking en vormen daarmee een balanspost. Het is een uitgave dat als bezit terugkomt op de balans. Dit is conform het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). De rentelasten van € 14.000 op jaarbasis zijn verwerkt in de kadernota 2022.

De ROM Utrecht is een verbonden partij en wordt in de begroting en jaarstukken als een verbonden partij opgenomen in de paragraaf Verbonden Partijen. Het enige risico dat in deze constructie door de gemeente als aandeelhouder gelopen kan worden, is het mogelijk niet volledig terugkrijgen van de totaalinleg (€ 2 miljoen). Op het moment dat het ROM Participatiefonds en de ROM Regio Utrecht B.V. zouden worden opgeheven, zou kapitaal terug moeten worden betaald aan de aandeelhouders. Als gevolg van waardedaling of nadelig rendement, zou het Participatiefonds mogelijk minder kapitaal bevatten dan de totaalinleg van de deelnemers. We schatten de kans hierop echter zeer klein in. Dergelijke fondsen hebben een zeer lange termijn karakter en zijn dus nauwelijks onderhevig aan kortstondige marktschommelingen. Daarnaast is er landelijk al ervaring opgedaan met dit type ROM fondsen en zijn in de bestuurlijke opzet van de ROM B.V. en het Participatiefonds verschillende waarborgen ingebed. Zo worden bijvoorbeeld jaarverslagen verstrekt en vindt er twee keer per jaar een aandeelhoudersvergadering plaats.

In lijn met gelijksoortige risico's van de Gemeente Hilversum wordt de maximum bandbreedte ingeschat op de totale hoogte van de deelneming: € 2 miljoen. De kans van optreden van dit risico wordt met 1% zeer klein ingeschat.

  1. R202 Financiën: borgstellingen, garanties en rechtstreekse geldleningen

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

R202

2,3%

Financiën: borgstellingen, garanties, rechtstreekse geldleningen en deelnemingen (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 5.500.000

3%

In dit geconsolideerde risico zijn de risico’s samengevoegd die in het teken staan van borgstellingen, garanties en rechtstreekse geldleningen. Zaken ten behoeve van GEM Crailo zijn apart samengebracht in R254 en vallen daarom niet onder dit risico.

De kans inschattingen van de hier opgenomen risico’s zijn allemaal erg laag, maar hebben elk grote financiële gevolgen op het moment dat ze zouden optreden (variërend tussen € 1.000.000 à € 5.500.000). De kans dat één van deze onderliggende risico's zou optreden is bijzonder klein. De kans dat er méér dan één van deze onderliggende risico's gelijktijdig zouden optreden, is nog veel kleiner. De kans van optreden voor dit geconsolideerde risico's is zodoende ingeschat op 3% met een maximale bandbreedte gelijk aan het hoogste individuele risicogevolg van de opgenomen risico's (€ 5.500.000). De kwantificering is ten tijde van het opstellen van het risicoprofiel in de begroting 2022 ongewijzigd. De wijzigingen van de onderliggende risico's heffen elkaar dusdanig op dat de inschatting van dit overkoepelende risico gelijk is gebleven.

In R202 zijn de volgende risico’s opgenomen:

R202

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

a

R91

Uitkering t.b.v. gewaarborgde geldleningen sociale woningbouw

€ 1.600.000

€ 1.600.000

1%

Het WSW (Waarborgfonds Sociale Woningbouw) borgt voor rente- en aflossingsverplichtingen van leningen die corporaties afsluiten op de kapitaalmarkt om de sociale woningbouw in de gemeente te bevorderen. De gemeente Hilversum vormt samen met andere Nederlandse gemeenten en het Rijk de tertiaire achtervang voor de leningen.

Eind 2020 was de stand van het door Hilversum geborgde deel € 463 miljoen. In overleg met de accountant is geconcludeerd dat, mocht het zo ver komen, de gemeente voor 50% van het geborgde bedrag (€ 231,5 miljoen) aan de lat staat en het Rijk de overige 50%. In het geval dat de gemeente wordt aangesproken, moet zij ter hoogte van maximaal dat bedrag renteloze leningen verstrekken aan het WSW. De met de renteloze leningen gemoeide rentederving komt ten laste van de gemeente. Het komt erop neer dat de gemeente in zo'n geval een lening aan zou moeten trekken waar rente over betaald moet worden en de lening vervolgens doorverstrekt aan het WSW, zónder rente. Ervan uitgaande dat de lening aan de gemeente wordt terugbetaald, beperken de schadekosten zich tot de rentelasten. Een dergelijke lening heeft uiteraard wel gevolgen voor de schuldpositie van de gemeente.

Om het risico te kwantificeren wordt het maximaal door de gemeente geborgde bedrag (€ 231,5 miljoen) afgezet tegen het meest ongunstige actuele rentetarief op jaarbasis (t.t.v. begroting 2022: 0,7%). De rentelast van één jaar wordt opgenomen in de kwantificering (t.t.v. begroting 2022: € 1.600.000). Er zou namelijk hooguit één jaar rentelast uit het weerstandsvermogen gedekt moeten worden, de verdere looptijd moet in de volgende begrotingen worden verwerkt en opgevangen. De kans dat aanspraak wordt gemaakt op deze gemeentelijke achtervang is echter heel klein en wordt daarom ingeschat op 1%.

Met ingang van 1 augustus 2021 is de nieuwe achtervangovereenkomst tussen het WSW en de gemeente van kracht. Welk effect dit heeft op de achtervangpositie zal blijken uit de opgaven die het WSW voor de jaarrekening 2021 zal verstrekken.

b

R92

Aanspraak op gemeentelijke borging geldleningen

€ 0

€ 2.100.000

5%

Eind 2020 is het schuldrestant van de rechtstreeks door Hilversum geborgde leningen zo'n € 2,1 miljoen (exclusief de borging voor stichting Tergooi). Het gaat hierbij om een borgstelling voor een woningbouwlening (circa € 0,6 miljoen) maar ook om borging voor andere leningen zoals; de bibliotheek, een kinderdagverblijf, sportverenigingen, poppodium de Vorstin en het Sportinvesteringsfonds Hilversum.  Het risicobedrag wordt gelijkgetrokken aan het totaal van de geborgde leningen (jaarrekening 2020: € 2,1 miljoen). De kans dat er daadwerkelijk een beroep op een dergelijke borgstelling zal worden gedaan, wordt met 5% klein ingeschat.

c

R93

Aanspraak op garanties woninghypotheken

€ 0

€ 1.000.000

1%

Op 1 januari 1995 is de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) ingevoerd. Gemeenten konden vóór die datum ook al garant staan voor hypotheken. Ook in Hilversum was dit het geval. Op basis van de jaaropgaven van financiële instellingen, komt het resterende bedrag op 31 december 2021 uit op € 1 miljoen. Als het gaat om spaarhypotheken, is het saldo van de lening verminderd met het opgebouwde spaartegoed. Omdat het om zeer oude leningen gaat (minimaal 20 jaar oud), gaan we ervan uit dat aan deze hypotheken geen ‘onderwater’ risico’s kleven en dat het risico hierop daarom zeer beperkt is. De kans dat dit risico optreedt, schatten we daarom in op 1%.

De omvang van dit risico neemt overigens met de tijd alleen maar af omdat deze specifieke garantstelling tot 1995 bestond. Sindsdien zijn dit soort garantstellingen dus niet meer afgegeven en wordt er afgelost op de betreffende hypotheken. Door die aflossing daalt de omvang van de garantstelling jaarlijks en wordt de omvang van het risico dus steeds kleiner. De verwachting is dat het risico uiterlijk 2025 is uitgestorven.

d

R95

Aanspraak op borgstelling BNG lening Tergooi Ziekenhuizen

€ 0

€ 5.500.000

1%

Op 26 november 2019 heeft het College het definitieve besluit genomen om borg te staan voor een bedrag van € 10 miljoen en eind 2019 is deze borgstelling voor een periode van 30 jaar ook geëffectueerd.

Het consortium van banken en Waarborgfonds voor de Zorgsector als financiers hebben hun bestaande zekerheden (hypotheek op onroerend goed) gedeeld met de Gemeente Hilversum als onderpand voor de borgstelling. Onderpand in de vorm van hypotheek als ‘normale’ zekerheidstelling, die in dit geval gelijk is aan de zekerheid van de private investeerders, is daarmee marktconform. Of en in welke mate de hypothecaire zekerheden de borgstelling afdekt, is moeilijk in te schatten. Het onroerend goed heeft waarde als ziekenhuis, maar welke waarde het heeft bij faillissement is onzeker. Door de marktconformiteit in zekerheden achtten wij het niet nodig om een voorziening in te stellen, maar volstaat het om het risico op te nemen in de paragraaf Risicobeheersing en Weerstandsvermogen in de begroting en jaarrekening.

In 2020 heeft de Europese Investeringsbank (EIB) de financiering van een aantal banken in dit project overgenomen. Het instappen van de EIB geeft extra vertrouwen omdat ze dat alleen na zeer zorgvuldige screening van projecten doet. De deelname van de EIB heeft geen invloed op de hoogte van de borgstelling van de gemeente of het mogelijke risico. De kwantificering van dit risico is daardoor ongewijzigd.

Om de door de gemeente gemaakte kosten te dekken is een rentevergoeding (met een risico-opslag) in rekening gebracht. Met het ziekenhuis Tergooi is hiervoor een borgstellingsovereenkomst afgesloten. De gemeente heeft in geval van faillissement een gedeelde hypotheek op het onroerend goed als zekerheid. Als de waarde van de zekerheid lager is dan de verleende garantie dan is een verlies voor de gemeente Hilversum aan de orde. Voor nu schatten wij als volgt in: waarde gedeelde zekerheid van € 6 miljoen -/- bedrag verleende garantie € 11.500.000 (bedrag lening inclusief inschatting boete en bijkomende kosten) = € 5,5 miljoen. De kans dat dit zich voordoet schatten we echter heel klein in (1,01%). Het risico is niet gewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2020.

e

R107

Partijen voldoen niet aan betalingsverplichtingen van rechtstreekse geldleningen (bijv. particulier stimulering duurzaamheid, Nationaal restauratiefonds)

€ 0

€ 4.200.000

10%

De gemeente Hilversum heeft een aantal uitstaande (verstrekte) leningen. Het gaat om een totaalbedrag van ongeveer € 4,2 miljoen. Het betreft uitgezette leningen die via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting zijn verstrekt in het kader van stimuleringsregelingen voor particuliere woningverbetering en duurzaamheid. Ook zijn er leningen verstrekt via het Nationaal Restauratiefonds en aan het Pinetum Blijdenstein. De kans dat een partij mogelijk niet aan een betalingsverplichting voldoet, wordt voor dit risico geschat op 10%.

R229 ROM Regio Utrecht (ROMU) deelneming is vanaf de begroting 2022 ondergebracht in het geconsolideerde risico R205 Verbonden partijen.

  1. R204 Taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten worden niet gehaald

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

R204

0%

Taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten worden niet gehaald
(geconsolideerd risico)

€ 0

€ 0

0%

In een begroting kunnen taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten geformuleerd worden. Deze waren opgenomen in één overkoepelend geconsolideerd risico. Vanaf de begroting 2022 is dit overkoepelende risico (R204) echter komen te vervallen. De huidige bestaande taakstellingen zijn echter beperkt en niet divers. Het consolideren van dergelijke risico's is niet van toegevoegde waarde. Betreffende risico's (op dit moment enkel R184 en R243) zullen als individuele risico's mee worden genomen in de berekening van het benodigde weerstandsvermogen.

Dit geconsolideerde risico is daarmee komen te vervallen en wordt vanaf de paragraaf weerstandsvermogen & risicobeheersing van de jaarrekening 2021 niet meer opgenomen.

R204 is vervallen, er zijn geen risico’s meer opgenomen.

  1. R203 GEM Crailo

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

R203

0%

GEM Crailo (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 0

0%

Vervallen. Zie toelichting bij R254 GEM Crailo (vervangt R203, R105 en R181) opgenomen in geconsolideerd risico R206.

R203 is vervallen, er zijn geen risico’s meer opgenomen.

Technische wijzigingen

Risico Nr.

Risicogebeurtenis

Kans JR2020

Financieel
JR2020

Kans BG2022

Financieel
 BG2022

R203

GEM Crailo (geconsolideerd risico)
(vervallen, is vervangen door R254 welke is opgenomen in het geconsolideerde risico R206 Minder dan begrote ontwikkelingen Grex)

1%

€ 9.000.000

R254

GEM Crailo (vervangt R203, R105 en R181)
(vervangt het geconsolideerde risico R203 en is vanaf nu opgenomen in het geconsolideerde risico R206 Minder dan begrote ontwikkelingen Grex)

1%

€ 9.000.000

R204

Taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten worden niet gehaald (vervallen, is vervangen door R184 en R243)

20%

€ 3.500.000

R184

Het niet halen van taakstellende bezuinigingen Welzijn en Zorg
(uitgesplitst in R243. Vervangt het geconsolideerde risico R204)

20%

€ 2.000.000

R243

Het niet halen van taakstellende bezuinigingen Onderwijs, Werk en participatie
(uitsplitsing van R184. Vervangt het geconsolideerde risico R204)

20%

€ 900.000

In de risicogesprekken voorafgaand aan het huidige risicoprofiel kwamen twee geconsolideerde risico’s naar voren die inhoudelijk niet meer van toegevoegde waarde zijn. Een geconsolideerd risico bestaat uit losse risico’s die onderling vergelijkbaar zijn, bijvoorbeeld omdat ze onderdeel uitmaken van een bepaald thema of risicogebied. Door deze risico’s als groep in de vorm van een geconsolideerd risico te kwantificeren, wordt duidelijker zichtbaar hoe een bepaalde categorie risico’s zich tot het gehele risicoprofiel verhoudt.

Omdat het technisch niet mogelijk is een geconsolideerd risico om te zetten in een ‘individueel’ risico, zijn de volgende technische wijzigingen toegepast om de geconsolideerde risico’s R203 en R204 te vervangen.

  • Het nieuwe risico R254 GEM Crailo vervangt geconsolideerd risico R203 GEM Crailo en de twee voorheen daarin opgenomen losse risico’s R105 Aanspraak borgstellingen GEM Crailo BV en R181 Het failliet gaan van GEM Crailo BV . De opsplitsing onderliggende risico's en geconsolideerd risico was in dit geval inefficiënt en niet van toegevoegde waarde. Het onderliggende risico inzake het failliet gaan van de GEM Crailo (R181) was al nagenoeg nihil en is vanaf de begroting 2022 komen te vervallen.
    • Het nieuwe risico R254 Gem Crailo is nu opgenomen in het geconsolideerde risico R206 Minder dan begrote ontwikkelingen Grex .
  • Het geconsolideerde risico R204 Taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten worden niet gehaald bestond slechts uit één opgenomen risico, namelijk R184 Taakstellende bezuinigingen binnen het Sociaal Domein worden niet gehaald , en voegde inhoudelijk zodoende niets toe. R184 is nu hernoemd en naar portefeuille opgesplitst om de verschillende onderdelen beter te duiden:
    • R184 Het niet halen van taakstellende bezuinigingen Welzijn en Zorg en
    • R243 Het niet halen van taakstellende bezuinigingen Onderwijs, Werk en participatie
    • Deze twee risico’s vervangen nu het geconsolideerde risico R204.

Hoewel de geconsolideerde risico’s R203 en R204 dus zijn vervallen, maken de risico’s inhoudelijk nog steeds onderdeel uit van het huidige risicoprofiel. Om die reden zijn ze niet opgenomen in het ‘vervallen risico’s’ overzicht, maar zijn ze hier afgezet tegen de nieuwe en aangepaste risico’s waar ze vanaf dit risicoprofiel door worden vervangen. Dergelijke technische wijzigingen worden bij voorkeur tot een minimum beperkt om het verloop van het risicoprofiel zo eenvoudig mogelijk te kunnen volgen en weergeven.

Deze pagina is gebouwd op 11/17/2021 11:29:03 met de export van 11/17/2021 11:16:41