Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Inleiding
Deze paragraaf beschrijft, naast de wettelijk verplichte financiële kengetallen, de voor de gemeente Hilversum relevante financiële risico’s. Door inzicht in de individuele risico's en het risicoprofiel als geheel wordt de gemeente in staat gesteld om op verantwoorde wijze besluiten te nemen. Zo kan worden geborgd dat de risico’s nu en de risico’s gerelateerd aan toekomstige investeringen in verhouding staan tot de vermogenspositie van de gemeente.
Om actueel inzicht in de risico’s van de gemeente te krijgen, worden er risico-inventarisaties uitgevoerd. Het totaal van geïnventariseerde risico’s vormt het risicoprofiel, waarover in deze paragraaf verslag wordt gedaan. Op basis van het risicoprofiel is tevens het weerstandsvermogen berekend: de verhouding tussen de beschikbare en de benodigde weerstandscapaciteit. In deze paragraaf wordt ook teruggekeken op het meest recent gepresenteerde weerstandsvermogen, in dit geval de jaarstukken 2020, om bijzonderheden met betrekking tot de ontwikkeling van het weerstandsvermogen eruit te lichten.
Doorontwikkeling Risicomanagement
Eind 2019 is de gemeente gestart met het verder professionaliseren van het risicomanagement. Het doel is om risicomanagement als integraal onderdeel in de gemeente in te bedden. Zo wordt het mogelijk om bij besluitvorming eventuele risico’s tijdig te signaleren en op een juiste wijze te wegen. Met het toeslaan van de coronacrisis is begin 2020 versneld overgegaan op het inventariseren, simuleren en analyseren van risico’s aan de hand van de strategisch risicomanagement software van Naris. Met deze overgang van de voorheen analoge naar digitaal gesimuleerde analyse van de risico’s is ook de opzet en inhoud van deze paragraaf vanaf de begroting 2021 gewijzigd. Per paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing worden de eventuele wijzigingen ten opzichte van de vorige paragraaf (in dit geval de jaarstukken 2020) hier specifiek toegelicht. De doorontwikkeling van het risicomanagement en deze paragraaf is een continu proces.
Berekening beschikbare weerstandscapaciteit
In 2020 heeft de coronacrisis geleid tot een versnelde doorontwikkeling van het risicomanagement binnen de gemeente. De nadruk heeft daarin gelegen op het professionaliseren van het proces omtrent de benodigde weerstandscapaciteit (het risicoprofiel). De berekening van de beschikbare weerstandscapaciteit (hoeveel middelen er beschikbaar zijn om risico’s op te kunnen vangen) is de andere helft van het weerstandsvermogen. Op de doorontwikkeling van de berekening van de beschikbare weerstandscapaciteit zijn eerste stappen gezet in de paragrafen Weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting 2021 en de jaarstukken 2020. Deze doorontwikkeling behoeft nog verdere aandacht. In het kader van de richtlijn in het Gemeenschappelijk Financieel Toezichtkader Gemeenten (GTK) 2020 heeft de Provincie in haar brief van 2 april 2021 aandacht gevraagd voor de berekenwijze van het weerstandsvermogen. In het licht van deze richtlijn, waarin de algemene reserve sterker als hoofdmoot van de beschikbare weerstandscapaciteit naar voren komt, zal met name de behandeling van bestemmingsreserves en de onbenutte belastingcapaciteit kritisch worden overwogen.
In de huidige paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing is de berekening van de beschikbare weerstandscapaciteit echter nog niet gewijzigd. In het kader van de nieuwe Financiële verordening 2022 wordt in het najaar van 2021 namelijk het nieuwe Financieel uitvoeringsbeleid uitgewerkt. Daarin zal ook het risicomanagement, en de beschikbare weerstandscapaciteit als onderdeel daarvan, een plaats krijgen. In afwachting van dit nieuwe Financieel uitvoeringsbeleid wordt in de huidige paragraaf de bestendige lijn, de geldende berekening van de beschikbare weerstandscapaciteit, gevolgd. Uitgaande van een inwerkingtreding van het nieuwe Financieel uitvoeringsbeleid vanaf 1 januari 2022 zullen de uiteindelijke wijzigingen vanaf de volgende paragraaf (in de jaarstukken 2021) ingaan.
Vervallen risico’s en technische wijzigingen
In de vorige paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing waren voor het eerst stijgers (toegenomen risico’s), nieuwe risico’s en dalers (afgenomen risico’s) overzichtelijk opgenomen. Deze zijn ondersteunend aan de analyse van de ontwikkelingen in het risicoprofiel en geven compact weer wat de veranderingen zijn ten opzichte van het vorige risicoprofiel. In de huidige paragraaf is ook een overzicht met vervallen risico’s toegevoegd. Daarnaast is in 6.3 Toelichting weerstandsvermogen en risicobeheersing aanvullend op de risicobeschrijvingen een overzicht van technische wijzigingen opgenomen. Deze dragen verder bij aan het inzicht in de samenstelling van en wijzigingen in het risicoprofiel.
De technische wijzigingen van dit moment hebben te maken met hoe er wordt omgegaan met geconsolideerde risico’s. Een geconsolideerd risico is een overkoepelende risico inschatting over een verzameling losse risico’s die inhoudelijk bij elkaar horen. Door deze samen te vatten in een geconsolideerd risico wordt voorkomen dat ze als losse risico’s een onevenredig grote invloed uitoefenen op het risicoprofiel. In het huidige risicoprofiel zijn twee voorheen geconsolideerde risico’s komen te vervallen omdat de samenvoeging van de betreffende onderliggende risico’s niet meer van inhoudelijk toegevoegde waarde is.
Actualiteit
De berekening van het weerstandsvermogen is te allen tijde een momentopname. Zowel de onderliggende benodigde weerstandscapaciteit (het risicoprofiel) als de beschikbare weerstandscapaciteit zijn namelijk gebaseerd op en afhankelijk van de omstandigheden en feiten zoals bekend op het moment van berekenen. Ook het weerstandsvermogen kan om die reden fluctueren. Om een weerstandsvermogen toets te kunnen doen, moet er een concreet meetmoment worden geprikt. De inhoud van deze paragraaf beslaat de stand van zaken zoals per 28 juli 2021 bekend. De inhoud van de paragraaf zal daarin achterlopen op eventuele nieuwe feiten, zoals afgeronde besluitvorming, die zich tussen 28 juli 2021 en publicatie van de begroting 2022 hebben voorgedaan.
Covid-19
Risico’s die betrekking hebben op directe gevolgen van de coronacrisis zijn niet opgenomen in dit ‘reguliere’ risicoprofiel. De Covid-19 risico’s tellen dus niet mee in de hier gepresenteerde benodigde weerstandscapaciteit. Vanaf de vorige paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing (jaarstukken 2020) maakt ook de stand van de reserve Covid-19 geen onderdeel meer uit van de beschikbare weerstandscapaciteitvoor het reguliere risicoprofiel. De Covid-19 risico’s en de reserve Covid-19 worden buiten de berekening van het gemeentebrede weerstandsvermogen gehouden. De reserve Covid-19 dekt specifiek de Covid-19 risico’s af. Er wordt regelmatig getoetst of de hoogte van deze reserve daar nog toereikend voor is. De weerstandsvermogen toets van de reserve Covid-19 bestaat zodoende naast die van het hier gepresenteerde reguliere risicoprofiel en wordt regelmatig aan de hand van de Financiële impactanalyses Covid-19 beoordeeld.
Weerstandsvermogen en risicomanagement
Risicomanagement is het geheel aan activiteiten en maatregelen gericht op het expliciet en systematisch omgaan met en het beheersen van risico’s. Een risico is een onzekere gebeurtenis met mogelijke (positieve of negatieve) gevolgen voor de gemeente. Risicogevolgen kunnen van diverse aard zijn, bijvoorbeeld: beleidsmatig, imago-gerelateerd of financieel. Met betrekking tot het weerstandsvermogen ligt de focus op de financiële gevolgen van risico’s. Het weerstandsvermogen is een indicator voor de mate waarin de gemeente in staat is om de financiële gevolgen van risico’s op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering ervan in gevaar komt.
Beleidskader
Het beleidskader bestaat uit de door de Raad vastgestelde Financiële verordening gemeente Hilversum 2022. Het beleidskader is op dit onderwerp ongewijzigd ten opzichte van de Financiële verordening gemeente Hilversum 2018 die tot deze begroting van kracht was. Doel van de gemeente Hilversum op het gebied van risico’s is om te voorkomen dat elke tegenvaller invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau. Omdat tegenvallers leiden tot hogere lasten of lagere baten dan waarmee vooraf rekening is gehouden, rust het beleid op twee pijlers:
- Uitgaven die onvermijdelijk op de gemeente afkomen worden in de begroting opgenomen. In dit kader worden jaarlijks gemeentebreed autonome ontwikkelingen geïnventariseerd en beoordeeld op ‘vermijdelijkheid’. Met algemene kostenontwikkelingen zoals loon- en prijsstijgingen wordt – in relatie tot de verwachte ontwikkeling van de algemene uitkering – in de meerjarenraming rekening gehouden via stelposten. Zo wordt voorkomen dat voorspelbare ontwikkelingen leiden tot overschrijdingen van de begroting.
- Risico’s – onzekere gebeurtenissen met gevolgen voor de gemeente – worden in beeld gebracht en gekwantificeerd. Het risicoprofiel wordt opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen & risicobeheersing van de begroting of de jaarrekening.
Financiële tegenvallers kunnen leiden tot rekeningtekorten. Deze worden in eerste instantie opgevangen door de algemene reserve. Door onvermijdelijke ontwikkelingen op te nemen in de begroting in plaats van in het risicoprofiel (pijler 1), wordt het mogelijke beroep op de algemene reserve verkleind.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen bestaat uit twee componenten:
- de beschikbare weerstandscapaciteit – hoeveel middelen zijn er beschikbaar om risico’s op te vangen en
- de benodigde weerstandscapaciteit – hoeveel middelen zijn er nodig om de geïdentificeerde risico’s op te kunnen vangen
Voordat we uitvoeriger ingaan op de beschikbare en benodigde weerstandscapaciteit presenteren we hieronder het weerstandsvermogen zoals berekend voor de begroting 2022:
bedragen x 1.000 | ||||||||
Weerstandsvermogen is | Beschikbare weerstandscapaciteit | is | 84.112 | is | 21,4 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Benodigde weerstandscapaciteit | 3.928 |
Hieruit blijkt dat de weerstandsfactor uitkomt op 21,4 en krijgt daarmee de classificatie “uitstekend”. In de jaarstukken 2020 kwam de factor uit op 22,2. De lichte afname van het weerstandsvermogen wordt veroorzaakt door de licht gestegen benodigde weerstandscapaciteit ten opzichte van het vorige risicoprofiel.
Beschikbare weerstandscapaciteit
De beschikbare weerstandscapaciteit geeft aan hoeveel middelen er beschikbaar zijn om eventuele risico’s op te kunnen vangen. De huidige beschikbare weerstandscapaciteit, met de peildatum van de begrote balans van 01-01-2022, inclusief het verloop vanaf begroting 2021 ziet er als volgt uit:
bedragen x 1.000 | |||
Beschikbare weerstandscapaciteit | begroting | jaarstukken | begroting |
Totaal reserves | 69.575 | 73.228 | 69.523 |
Uitgezonderd: reserve Covid-19* | -3.663 | -1.200 | |
Onvoorzien | 100 | 100 | 100 |
Onbenutte belastingcapaciteit | 12.493 | 12.518 | 15.689 |
Totaal | 82.168 | 82.183 | 84.112 |
* Vanaf de jaarstukken 2020 wordt in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing de bestemmingsreserve Covid-19 niet meer meegerekend tot de beschikbare weerstandscapaciteit.
Ten opzichte van de jaarstukken 2020 is de totale beschikbare weerstandscapaciteit zo'n € 2 miljoen toegenomen. De voornaamste wijziging is zichtbaar in de onbenutte belastingcapaciteit. Deze is gestegen als gevolg van het verlagen van de OZB-tarieven zoals toegelicht in 3.1 paragraaf lokale heffingen. De daling in de reserves, als gevolg van de resultaatbestemming van de jaarstukken 2020, wordt in de beschikbare weerstandscapaciteit ruim gecompenseerd door die toegenomen onbenutte belastingcapaciteit.
Benodigde weerstandscapaciteit - risicoprofiel
De benodigde weerstandscapaciteit heeft betrekking op het bedrag dat nodig is om de geïdentificeerde risico’s financieel af te dekken. Aan de hand van de individuele kwantificering van de risico’s die uit de risicogesprekken zijn voortgekomen, zijn de risico’s 100.000x gesimuleerd. Om het bedrag voor de benodigde weerstandscapaciteit op basis van het risicoprofiel vast te stellen, houden we de in Nederland gebruikelijke norm aan van het in 90% van de scenario’s kunnen afdekken van de risico’s. In het huidige risicoprofiel komt dat neer op € 4 miljoen:
|
|
---|
In de onderstaande tabel wordt het verloop van de benodigde weerstandscapaciteit geschetst. Ten opzichte van het vorige risicoprofiel is de benodigde weerstandscapaciteit met € 221.000 gestegen (zie 3.2.6 Toelichting risicoprofiel).
bedragen x 1.000 | |||
Benodigde weerstandscapaciteit | begroting | jaarstukken | begroting |
Totaal | 2.965 | 3.702 | 3.928 |
Top 10 risico's
De afzonderlijke risico’s maken ieder een specifiek deel uit van de totaal benodigde weerstandscapaciteit: het ene risico heeft een grotere invloed dan het andere. Het onderstaande overzicht toont de tien grootste risico’s van het huidige risicoprofiel met de hoogste bijdrage aan de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit (van grootste naar kleinste invloed). Veranderingen in de top 10 ten opzichte van het vorige risicoprofiel kunnen zowel het gevolg zijn van een gewijzigde individuele risico kwantificering, als van de veranderde totaal samenstelling van het risicoprofiel.
Top | Risico Nr. | Invloed (%) | Risico |
---|---|---|---|
1 | R100 | 18,9% | BUIG - Negatief saldo inkomsten-uitgaven bijstand |
2 | R257 | 12% | Minder inkomsten lokale belastingen - uitstel betaaltermijnen en faillissementen |
3 | R99 | 8,6% | Meer gebruik van voorzieningen WMO |
R184 | 8,6% | Het niet halen van taakstellende bezuinigingen Welzijn en Zorg (vervangt R204) | |
5 | R103 | 7,6% | Tegenvallende uitkering gemeentefonds (AU) |
6 | R206 | 7,1% | Minder dan begrote ontwikkelingen Grex (geconsolideerd risico) |
7 | R98 | 6,5% | Meer gebruik van voorziening Jeugdzorg |
8 | R106 | 5,4% | Extra heffingen VPB over reclame-inkomsten (Vennootschapsbelasting) |
9 | R205 | 5% | Verbonden partijen (geconsolideerd risico) |
10 | R259 | 4,8% | Niet voldoen aan activeringscriteria van SaaS-oplossingen (Software as a Service) |
Overige | 15,5% | Diverse |
Toelichting risicoprofiel
Om het verloop van het risicoprofiel te analyseren, wordt de kwantificering van de huidige risico’s (“BG2022”) in tabelvorm afgezet tegen die in het vorige risicoprofiel (“JR2020”). Ten opzichte van het vorige risicoprofiel is de benodigde weerstandscapaciteit met € 221.000 gestegen. Omdat de reeds bekende risico’s niet sterk zijn in kans of omvang zijn toegenomen, wordt die stijging hoofdzakelijk veroorzaakt door de nieuw geïdentificeerde risico’s. De individuele risicobeschrijvingen zijn terug te vinden in “6.3 Toelichting weerstandsvermogen en risicobeheersing” van deze begroting.
Stijgers
Risico Nr. | Risicogebeurtenis | Kans JR2020 | Financieel | Kans BG2022 | Financieel BG2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|
R100 | BUIG - Negatief saldo inkomsten-uitgaven bijstand | 40% | € 2.000.000 | 40% | € 2.200.000 | |
R205 | Verbonden partijen (geconsolideerd risico) | 60% | € 500.000 | 70% | € 500.000 | |
R209 | Datalekken en informatieveiligheid (analoog en digitaal) | 1% | € 150.000 | 25% | € 150.000 |
De huidige stijgers hebben geen grote mutaties in de Top 10 risico’s tot gevolg. De veranderingen in de onderliggende risico’s van R205 Verbonden partijen zijn toegelicht in de risicobeschrijving (zie 6.3 Toelichting Weerstandsvermogen en risicobeheersing). Alles bij elkaar genomen hebben die veranderingen geleid tot een lichte stijging van dit overkoepelende geconsolideerde risico inzake verbonden partijen.
Door voortschrijdend inzicht is de kwantificering van het risico R209 Datalekken en informatieveiligheid gestegen. Cybercriminaliteit is continu in ontwikkeling waardoor de kans op een datalek altijd blijft bestaan, al leidt niet elk datalek tot schade en is er niet altijd externe expertise nodig om een datalek te herstellen. De beschermingsmaatregelen die daar tegenover staan, de beheersmaatregelen van dit risico, zijn echter net zo goed continu in ontwikkeling om voldoende weerstand te kunnen bieden tegen mogelijke digitale aanvallen. Er wordt bijvoorbeeld ingezet op het verhogen van de kennis over informatieveiligheid in de organisatie. Naast technische beveiligingsmogelijkheden wordt daarmee ook de weerbaarheid en alertheid op dit onderwerp binnen de organisatie verder verhoogd. Dit draagt allemaal bij aan de beheersbaarheid van het risico.
Nieuwe risico’s
Risico Nr. | Risicogebeurtenis | Kans JR2020 | Financieel | Kans BG2022 | Financieel | |
---|---|---|---|---|---|---|
R257 | Minder inkomsten lokale belastingen - uitstel betaaltermijnen en faillissementen | 70% | € 600.000 | |||
R259 | Niet voldoen aan activeringscriteria van SaaS-oplossingen (Software as a Service) | 50% | € 450.000 | |||
R258 | Lokale belastingen - meer bezwaarschriften OZB a.g.v. wettelijke omzetting m3 naar m2 | 50% | € 120.000 | |||
R252 | Heffen en innen - Niet tijdig klaar zijn met het omzetten van objecten van m3 naar m2, hetgeen een verplichting is vanaf 2022 | 90% | € 100.000 | |||
R250 | Niet spoedeisende bodemsaneringen via de OFGV | 50% | € 81.000 | |||
R256 | Kostenstijging door nieuwe aanbesteding beheer en exploitatie gemeentelijke sporthallen en zwembad per 1 januari 2022 | 0% | € 0 |
Van de zes nieuwe risico’s zijn er twee in de top 10 risico’s terecht gekomen: R257 Minder inkomsten lokale belastingen op de derde plek en R259 Niet voldoen aan activeringscriteria van SaaS-oplossingen op de tiende. De overige vier nieuwe risico’s hebben een beperkte invloed op het huidige risicoprofiel.
Het risico op minder inkomsten lokale belastingen (R257) is tot de vijfde Financiële impactanalyse als Covid-19 risico opgenomen. De verwachting is echter dat dit risico op zijn vroegst pas vanaf 2022 als een naijlend gevolg van de coronacrisis zal optreden in plaats van als een direct gevolg in 2021. Zolang er steunpakketten zijn vanuit het Rijk zullen bedrijven het inkomstenverlies namelijk langer kunnen rekken. Er wordt jaarlijks een dotatie gedaan aan de voorziening dubieuze debiteuren belastingen die dergelijke nadelen opvangt. Omdat niet duidelijk is of het mogelijke effect van dit risico meerjarig binnen die dotaties zal passen, is het als risico opgenomen. Zowel de ontwikkelingen van betalingsachterstanden van gemeentelijke belastingen als de (begrote dotaties aan de) voorziening dubieuze debiteuren belastingen worden nauw gemonitord.
Risico R259 Niet voldoen aan activeringscriteria van SaaS-oplossingen (Software as a Service) is het gevolg van de BBV notitie materiële vaste activa. In de jaarrekening 2020 zijn ten onrechte SaaS-oplossingen geactiveerd terwijl deze niet voldoen aan de activeringscriteria. Bij een SaaS-oplossing worden namelijk diensten afgenomen in plaats van zaken in-eigendom-genomen en om die reden mogen ze niet geactiveerd worden. Kort samengevat leidt dit tot een hogere last op één moment (alle implementatiekosten op het moment van implementeren) waar tegenover staat dat de begrote meerjarige kapitaallasten, voor de looptijd van de afschrijvingstermijn, wegvallen. De totale lasten verschuiven dus in de jaren en zijn uiteindelijk kostenneutraal. In het najaar van 2021 wordt de raad hierover middels een raadsinformatiebrief geïnformeerd. Omdat dit ten tijde van het opstellen van de begroting 2022 in onderzoek is, is het nog niet meerjarig verwerkt in deze begroting. Afhankelijk van de nieuwe software aanbestedingen in 2022 zou dit dus mogelijk tot incidentele meerkosten kunnen leiden die een effect kunnen hebben op het weerstandsvermogen. Uiterlijk vanaf de begroting 2023 moeten de gevolgen van de activeringscriteria uit de BBV notitie materiële vaste activa zijn verwerkt. Op dat moment komt dit risico te vervallen.
Er zijn twee nieuwe risico’s aan te wijzen als gevolg van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Uiterlijk in 2022 moeten alle WOZ-taxaties van woningen gebaseerd zijn op de gebruiksoppervlakte, oftewel op vierkante meters. Omdat de WOZ-taxaties op dit moment nog zijn gebaseerd op inhoud, oftewel kubieke meters, vindt momenteel de omzetting van kubieke naar vierkante meters plaats. Om deze omzetting tijdig af te ronden (voor 1 januari 2022) is naar verwachting tijdelijk extra inzet nodig (R252). Daarnaast zou deze omzetting in 2022 mogelijk tot een toename van het aantal bezwaarschriften kunnen leiden (R258).
Ook R250 Niet spoedeisende bodemsaneringen via de OFGV is het gevolg van een wetswijziging. Op dit moment is de provincie Noord-Holland het bevoegd gezag bij niet spoedeisende bodemsaneringen, maar met de invoering van de Omgevingswet komt dat gezag bij de gemeente te liggen. De OFGV blijft ook na deze overgang de uitvoerende partij. Hoe de huidige taken van de provincie precies worden verdeeld tussen de OFGV en de gemeente, en de financiële gevolgen van die verdeling, is echter nog niet duidelijk. Dit zal voor de inwerkingtreding van de omgevingswet (op dit moment gesteld op 1 juli 2022) moeten zijn uitgewerkt en vanaf dat moment worden opgenomen in de begroting.
Het zesde nieuwe risico, R256 Kostenstijging door nieuwe aanbesteding beheer en exploitatie gemeentelijke sporthallen en zwembad per 1 januari 2022, kan op dit moment nog niet worden gekwantificeerd.
Dalers
Risico Nr. | Risicogebeurtenis | Kans JR2020 | Financieel | Kans BG2022 | Financieel | |
---|---|---|---|---|---|---|
R99 | Meer gebruik van voorzieningen WMO | 50% | € 750.000 | 40% | € 750.000 | |
R98 | Meer gebruik van voorziening Jeugdzorg | 50% | € 750.000 | 40% | € 750.000 | |
R106 | Extra heffingen VPB over reclame-inkomsten (Vennootschapsbelasting) | 50% | € 302.500 | 50% | € 250.000 |
De gedaalde risico’s ten opzichte van het vorige risicoprofiel zijn op dit moment beperkt. Van de risico’s R99 en R98 inzake meer gebruik van voorzieningen WMO en Jeugdzorg zijn de kans percentages naar beneden bijgesteld. Daarnaast is de maximale omvang van R106 extra heffingen VPB over reclame-inkomsten verlaagd. In het vorige risicoprofiel waren de kosten over 2020 nog opgenomen in de kwantificering van dit risico. Vanaf 2020 wordt de fiscale winst van buitenreclame activiteiten echter al in de aangifte VPB opgenomen, waardoor dit risico zich beperkt tot de jaren voor 2020.
Vervallen risico’s
Risico Nr. | Risicogebeurtenis | Kans JR2020 | Financieel | Kans BG2022 | Financieel | |
---|---|---|---|---|---|---|
R188 | Faillissement/ surseance/ financiële tegenvallers bij contractpartijen (leveranciers, afnemers) (fysiek domein) | 5% | € 60.000 | 0% | € 0 | |
R241 | Proces Omgevingsvisie i.c.m. uitstel dan wel gefaseerd invoeren omgevingswet | 90% | € 250.000 | 0% | € 0 | |
R212 | Facilitaire inrichting kantoorpanden - het "hybride werken" van de nieuwe normaal (2021 e.v.) | 0% | € 0 | 0% | € 0 |
Van de vervallen risico’s zijn er twee uit te lichten. Zoals verwacht is risico R241, welke in het vorige risicoprofiel als nieuw risico op plek 4 in de top 10 binnenkwam, komen te vervallen. In de raadsvergadering van 3 maart 2021 heeft de raad ingestemd met het herzien bestuurlijk plan van aanpak Omgevingsvisie en daarmee met het verlenen van het gevraagde budget. De tijdelijke pauzering van het participatieproces in juni 2021 heeft niet geleid tot een aanvullend risico.
Tot slot is het risico inzake de facilitaire inrichting kantoorpanden (R212) ook komen te vervallen, maar een nuancering is hier op zijn plek. Het risico dat de wensen en behoeften wat betreft de facilitaire inrichting als gevolg van het “hybride werken” het huidige investeringsbudget van € 175.000 overstijgen, is wel degelijk aanwezig. In dat geval zou er mogelijk tot zo’n € 500.000 extra investeringsbudget nodig zijn. Omdat het echter om een investeringsbudget gaat, beperkt de financiële last in de begroting zich enkel tot de bijbehorende kapitaallasten van zo’n € 50.000 per jaar. Daarnaast start de afschrijvingstermijn pas in het jaar na het afsluiten van de kredieten, wat op zijn vroegst in 2023 zou zijn. Omdat we nu nog aan de ‘voorkant’ van dit financiële risico zitten, kan en moet daar in het opstellen van de begroting 2023 (en verder) rekening mee worden gehouden als inderdaad blijkt dat het huidige investeringsbudget onvoldoende is. Omdat de lasten niet incidenteel gedekt hoeven te worden uit het weerstandsvermogen vervalt het als risico.
Hierbij moet de kanttekening gemaakt worden dat risico's die verbonden zijn aan de grondexploitatie van het Stationsgebied nog niet zijn opgenomen omdat tijdens het opstellen van de begroting de uitwerking nog niet volledig was.
Financiële Kengetallen
Het BBV schrijft sinds 2015 voor dat in de paragraaf Weerstandsvermogen zes kengetallen worden opgenomen. De kengetallen zullen in samenhang worden beoordeeld, omdat ze alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een beeld geven van de financiële positie van de gemeente. De financiële positie is geen doel op zich maar moet altijd worden bekeken in samenhang met de totale maatschappelijke opgave van de stad. Het te bereiken maatschappelijke rendement en de bijdrage aan de inhoudelijke beleidsdoelstellingen zijn hierbij van evident belang. De financiële positie is ondersteunend aan het afwegingsproces en moet het bestuur helpen verantwoorde keuzes te kunnen maken voor de (middel)lange termijn.
Van de Provincie Noord-Holland is een handreiking ontvangen om de kengetallen te kwalificeren aan de hand van signaleringswaarden die afkomstig zijn van de stresstest voor 100.000+ gemeenten. De signaleringswaarden hebben de volgende indeling:
Ref. | Kengetal | Categorieën | ||
---|---|---|---|---|
A | B | C | ||
1 | netto schuldquote | <90% | 90-130% | >130% |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | <90% | 90-130% | >130% |
3 | solvabiliteitsratio | >50% | 20-50% | <20% |
4 | grondexploitatie | <20% | 20-35% | >35% |
5 | structurele exploitatieruimte | >0% | 0% | <0% |
6 | belastingcapaciteit | <95% | 95-105% | >105% |
Omdat normering in eerste instantie door de gemeente zelf dient plaats te vinden, wordt aan de categorieën door de provincie geen normering gegeven. Wel meldt de provincie dat over het algemeen kan worden gesteld dat categorie A het minst risicovol is en categorie C het meest.
Voor de gemeente Hilversum zien de kengetallen er als volgt uit:
Ref. | Kengetal | Verloop van de kengetallen | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
JS2020 | B2021 | B2022 | B2023 | B2024 | B2025 | ||
1 | netto schuldquote | 67% | 88% | 89% | 106% | 114% | 123% |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | 61% | 87% | 81% | 98% | 106% | 115% |
3 | solvabiliteitsratio | 23% | 20% | 19% | 17% | 16% | 16% |
4 | grondexploitatie | 2% | 1% | -1% | 0% | 0% | 0% |
5 | structurele exploitatieruimte | -2,5% | -0,9% | 1,3% | 1,0% | 1,1% | 1,0% |
6 | belastingcapaciteit | 101% | 102% | 100% | 103% | 105% | 106% |
1. Netto schuldquote
Betekenis . De netto schuldquote geeft inzicht in de mate waarin de schuldenlast drukt op de exploitatie. De netto schuldquote is het percentage van de netto schuld ten opzichte van de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. Het percentage dat hieruit voortkomt, geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en aflossingen op de exploitatie. Voor dit kengetal geldt: hoe lager, hoe beter.
Beoordeling. Het percentage bedraagt 89% in 2022 en valt daarmee nog in de categorie ‘minst risicovol’. In de jaren 2022-2025 is een oplopende reeks te zien waardoor de netto schuldquote vanaf 2023 verschuift naar categorie B. Deze verschuiving is met name het gevolg van een verwachte stijging van het investeringsvolume in de komende jaren. Deze voorspelling loopt vooruit op en is onderhevig aan besluitvorming omtrent de investeringen zoals nu opgenomen in het IP 2022-2024, waaronder de ondergrondse fietsenstalling, de centrumring, Arena- en Mediapark. Met dit netto schuldquote percentage blijven wij binnen de marge voldoende (categorie B), waarbij de bovengrens op 130% ligt. Daarbij moet de kanttekening gemaakt worden dat de investeringen voor het Stationsgebied slechts gedeeltelijk zijn opgenomen omdat tijdens het opstellen van de begroting de uitwerking nog niet volledig was. Anderzijds zijn nu in het meerjaren investeringsplan ambities opgenomen om in een relatief korte tijd veel geld te investeren in de stad. Het is per definitie onzeker of deze ambities op alle fronten kunnen worden gehaald. Wanneer investeringen zich meer spreiden in de tijd, spreidt ook de financieringsbehoefte zich en daalt de piek van de schuldquote. De huidige ontwikkeling van de schuldquote is gebaseerd op een optimistische raming van de snelheid waarmee investeringen kunnen worden gerealiseerd.
2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Betekenis . Dit kengetal verschilt maar op één punt van het vorige: in dit kengetal worden uitgeleende gelden buiten beschouwing gelaten. Die komen immers normaal gesproken weer terug naar de gemeente. Bij een groot bedrag aan uitgeleende gelden zal het percentage lager (lees: gunstiger) uitvallen dan het percentage onder 1 hierboven. Hilversum heeft een bedrag van € 23 miljoen aan leningen uitstaan, waarvan de uitstaande vordering op GEM Crailo B.V. van € 16,1 miljoen de grootste is. Daarnaast heeft de gemeente leningen verstrekt aan onder andere Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (€ 4,1 miljoen voor diverse fondsen), de ROM Utrecht (€ 2 miljoen) en het restauratiefonds (€ 1 miljoen). Ook voor dit kengetal geldt: hoe lager, hoe beter.
Beoordeling . Dit kengetal valt met 81% logischerwijs lager uit dan het vorige en bevindt zich in dezelfde ‘minst risicovol’ categorie. De ontwikkeling van dit kengetal laat hetzelfde verloop zien als de netto schuldquote: vanaf 2023 valt het in de categorie B (voldoende).
3. Solvabiliteitsratio
Betekenis. De solvabiliteitsratio geeft aan in welke mate het bezit van de gemeente is gefinancierd met eigen vermogen, of, anders gezegd, in welke mate het bezit is afbetaald. Het kengetal geeft aan of de gemeente, als de nood aan de man komt, met de opbrengst van de bezittingen haar schulden kan aflossen. Voor dit kengetal geldt: hoe hoger, hoe beter.
Solvabiliteit is in de private sector van groter belang dan in de publieke sector. Dit komt omdat het voor de private sector een basis is waarop o.a. de leencapaciteit wordt bepaald. Bij publieke organisaties is dat niet het geval. Wij hechten daarom meer waarde aan het kengetal netto schuldquote. Dat kengetal geeft aan in hoeverre de rentelasten en aflossingen binnen de exploitatie kunnen worden opgevangen. Om die reden beschouwen we de solvabiliteitsratio van minder belang en kijken we vooral naar het kengetal netto schuldquote.
Beoordeling. Het percentage in deze begroting is 19% en het kengetal is daarmee verschoven naar categorie C. Wij blijven aandacht hebben voor de solvabiliteitsratio. Een van de mogelijke maatregelen om deze te verbeteren is door ‘te sparen’ in de vorm van het verhogen van reserves. Dit is onder andere te zien in de toevoeging aan de reserve stedelijke ontwikkeling. Zo worden de komende bestuursperiode, door middel van het verkopen van onze niet-strategische vastgoedportefeuille in tranches, extra middelen toegevoegd aan deze reserve.
De omvang van de schuld wordt bepaald door de bestaande omvang van de schuldpositie en de toekomstige kasontwikkelingen. De begroting van een gemeente bestaat uit baten en lasten. Dat is niet hetzelfde als kasinkomsten en kasuitgaven. Om schulden af te lossen is een structureel positief kassaldo nodig. Voor de treasury-activiteiten binnen de gemeente wordt een liquiditeitenplanning op hoofdlijnen gehanteerd. Onder andere inzicht in bruto kasstromen van investeringen, grondexploitaties en vastgoedtransacties is hiervoor noodzakelijk. Bij het gebruik van deze maatstaf speelt het probleem van het waarderen van de activa. Het bepalen van de waarde van de bezittingen van gemeenten blijkt zeer lastig te zijn. Vergeleken met de voorschriften die voor ondernemingen gelden, leiden de door de gemeente gepraktiseerde boekhoudmethoden tot een grote kloof tussen het werkelijke eigen vermogen en het boekhoudkundige vermogen. Het vergelijken van gemeenten op basis van solvabiliteit kan daarom een misleidend beeld geven van hun financiële positie. Bij een gelijke vermogensomvang kan de ene gemeente een lage solvabiliteit hebben en de andere een hoge. Bijvoorbeeld wanneer de ene gemeente alle benodigde activa huurt, terwijl de andere gemeente alle activa in eigen bezit heeft.
Het college is van mening dat Hilversum haar balans relatief conservatief gewaardeerd heeft. Een minder conservatieve benadering zorgt ervoor dat het balanstotaal toeneemt. Doordat de schulden nominaal gewaardeerd worden, leidt dit ertoe dat de schuldquote afneemt en de solvabiliteit verder toeneemt. De solvabiliteit, het minder representatieve kengetal voor een gezonde financiële huishouding van gemeenten, wordt daarom in combinatie met de ratio weerstandsvermogen beoordeeld. Het streven is om categorie B als minimale norm te stellen voor beide individuele ratio’s maar hierbij vooral te kijken naar de onderliggende verhouding. Als de solvabiliteitsratio bijvoorbeeld onvoldoende is en de ratio weerstandsvermogen matig, dan zal de normering van het kengetal financiële verplichtingen onvoldoende zijn. Als de solvabiliteitsratio onvoldoende is en de ratio weerstandsvermogen ruim voldoende, dan zal de normering van het kengetal financiële verplichtingen toch voldoende kunnen zijn. Aangezien de weerstandsratio als “uitstekend” te kwalificeren valt, beoordelen wij de uitkomst van beide ratio’s in samenhang nu als goed.
4. Kengetal grondexploitatie
Betekenis . Dit percentage is de uitkomst van de vergelijking van de waarde van onze grondexploitaties met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. De boekwaarde van de voorraden grond moet worden terugverdiend bij de verkoop. Kenmerkend voor grondexploitaties is dat de looptijd meerdere jaren is. Naarmate de inkomsten verder in de toekomst liggen, brengt dit meer rentekosten en risico’s met zich mee. Hoe lager dit percentage is, hoe minder risico de gemeente loopt. Een negatief kengetal betekent dat er op dat moment geen boekwaarde is die moet worden terugverdiend door verkoop van grond en dat de gemeente volgens de actuele kaders geen risico loopt op de voorraden grond.
Beoordeling. De hoogte van dit kengetal voor Hilversum bedraagt -1% en ligt ruim onder het percentage van 20%, die in de handreiking van de provincie als meest gunstige wordt beoordeeld. Het kengetal is negatief omdat er eind 2022 naar verwachting meer opbrengsten zijn verantwoord dan kosten. De toekomstig te openen grondexploitatie Stationsgebied zal echter van invloed zijn op het verloop van dit kengetal. De impact hiervan is nog niet bekend.
5. Structurele exploitatieruimte
Betekenis . De structurele exploitatieruimte geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van leningen) te dekken. Anders gezegd, een percentage van 0 of hoger geeft aan dat Hilversum geen structurele kosten dekt met incidentele inkomsten.
Beoordeling. Het kengetal schommelt de komende jaren rond de 1%. Het kengetal is goed zolang het niet negatief is. Een negatief getal betekent immers dat structurele lasten ten dele met incidentele baten worden gedekt. Het gevaar daarvan is dat, als die incidentele inkomsten wegvallen, er een gat in de begroting en jaarrekening kan ontstaan.
6. Belastingcapaciteit
Betekenis . Dit kengetal geeft aan hoe de gemiddelde woonlasten in Hilversum zich verhouden tot de landelijk gemiddelde woonlasten. Tot de woonlasten worden gerekend de onroerendezaakbelasting, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
Beoordeling. Voor 2022 ligt de uitkomst op 100%. Dat betekent dat de gemiddelde lasten in Hilversum op het landelijk gemiddelde liggen. Aan het verloop in de jaren 2023 tot en met 2025 kan nu nog weinig betekenis ontleend worden. In dit kengetal worden het OZB-tarief, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing vergeleken met het landelijk gemiddelde. Voor het landelijk gemiddelde gebruiken wij voor alle jaren hetzelfde tarief, namelijk het laatste bekende gemiddelde tarief uit 2021. Wij gaan bij de beoordeling uit van het begrotingsjaar 2022 en kwalificeren de uitkomst als goed.
Algeheel oordeel
Het BBV schrijft voor: “een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie”. Volgens de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit is het aan het College van B&W om die beoordeling te geven. Geen van de kengetallen wordt beoordeeld als onvoldoende. In combinatie met het weerstandsvermogen, dat als uitstekend wordt beoordeeld, laat dit zien dat de gemeente Hilversum een degelijke financiële positie heeft. De gemeente Hilversum wil haar financiële positie op orde hebben. Hiertoe stelt het college als randvoorwaarden een sluitende begroting, gedegen risicomanagement en een robuuste algemene reserve, waarbij de lasten voor de burger zo min mogelijk stijgen.
De schuldquote en solvabiliteitsratio laten wel zien dat het ambitieniveau om te investeren in de stad gepaard gaan met hogere schulden en zodoende hogere financieringslasten in de begroting en meerjarenraming tot gevolg hebben. Dat de huidige investeringen de schuldpositie sterk doen oplopen, wordt door het college onderkend. In het licht van de grote gebiedsontwikkelingen heeft het college in 2021 de meerjarige prognose gebiedsontwikkeling geïntroduceerd. Middels dit MPG zet het college in op het monitoren van de ontwikkeling van de kengetallen in samenhang met de ruimtelijk ambities voor de stad. Met het oog op de maatschappelijke opgave van de stad acht het college het verantwoord om deze investeringen te doen. Meer informatie over de langlopende schuld is opgenomen in hoofdstuk 3.4.11.
De huidige beoordeling van de “onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie” is, passend bij de huidige ontwikkelingen, aangepast. Concluderend beoordeelt het college deze nu als ruim voldoende, waar voorheen het oordeel goed werd gegeven.